Mike Kras is relaxed. Een “achterstevorencap” met bijpassende zonnebril typeert de crosser. Geen prater zoals hij zelf zegt, en zijn moeder beaamt. We zitten achter buiten waar de zon lekker brandt. Fijnaart is een rustig dorpje en dat merk je dan ook meteen.
Onverwacht fit loopt hij rond en haalt drinken voor ons. “een zorgzaam typ” zegt zijn moeder als hij even in de keuken is. “Mike heeft vanaf zijn 15e al voor zichzelf leren zorgen”.
“Mike zat al vroeg op de motor”, zo begint zijn moeder. Op zijn vijfde verjaardag stond er dan ook een crossertje in de tuin. ”Toen ik Mike kreeg heb ik meteen gezegd; “dit moet een crosser worden”. Mike’s moeder was in die tijd een groot fan van Tallon Vohland. Een toen opkomend talent. “Een mooi en vooral sympathiek mannetje”, zegt ze glunderend. Een crosser heeft ze gekregen, want Mike ragde alles af wat hij onder zijn kont kreeg. Een natuurtalent wordt over het algemeen snel opgemerkt en ingelijfd. Vandaar ook dat Mike, die in die tijd alles won waar hij aan meedeed, al snel opviel bij diverse crossteams.
Met zijn 15 jaar werd hij dan ook “weggehaald” uit zijn ouderlijk huis om in Friesland zijn, dan al succesvolle, carriere uit te bouwen. “Ze zouden goed voor hem zorgen, althans dat beloofden ze me” zegt zijn moeder en kijkt bedenkelijk omhoog. Aangezien Mike geen prater is heeft hij lang gedaan wat er van hem verwacht werd, zonder verontrustende meldingen huiswaarts te maken.
De lol van het crossen was er voor Mike al snel af. De romantiek, het plezier van het rijden raakte zoek en kwam ook niet terug. Een grote druk rustte bijna constant op zijn schouders en daar had hij veel last van. Mike presteerde daarom ook veel beter als hij geen stress had. Als er niks moest en (bijna) alles mocht reed hij de sterren van de hemel.
Ja, Mike is een natuurtalent.” Op de een of andere manier weet ik precies wat ik met mijn motor kan en voel dingen vrijwel meteen aan”. Dan hoorde ik bijvoorbeeld een bepaald geluidje onder het rijden. Stopte bij mijn monteur en meldde mijn probleem. “Niks aan de hand, ik hoor niks, rijden!” was het antwoord. Twee ronden verder ontplofte het ding zowat. “Als er iets is voel ik het meteen, altijd”. Zonder stoer of arrogant te willen zijn durf ik wel te zeggen dat ik een hele goede motorbeheersing heb. Ik bepaal waar ik los, en vervolgens weer neerkom. “Een fijn gevoel waardoor je je niveau behoorlijk op kunt schroeven” aldus Mike.

Mike wordt ook wel “de kogel” genoemd. Hij dankt zijn bijnaam aan zijn geweldige starttechniek. Praktisch altijd bij de eerste drie weg. Bij een “slechte” start zit hij nog steeds bij de eerste tien.
“Het lijkt allemaal zo prachtig voor de buitenstaander” zegt Mike en terecht. Het lijkt inderdaad geweldig, ook in mijn ogen, maar er is dus wel een vette keerzijde aan deze medaille. Het “moeten” stond hem het meest tegen. Hij was “in dienst van” dus moest heel veel en mocht veel minder.
Voor Mike was het al die jaren niets meer dan, veelal onderbetaald, werk, zoals wij naar kantoor of de werkplaats gaan. Hij wist niet beter dan crossen. Dag in dag uit, tot het bijna tegen ging staan.
De laatste vijf waren eigenlijk zijn mooiste jaren en heeft hij het goed naar zijn zin gehad. Door John Beijer werd hij gevraagd voor hem te komen rijden en Mike kon zijn eigen gang gaan. Geen druk, gewoon lekker rijden. Het plezier kwam terug en hij presteerde ook gelijk een stuk beter. Ondanks dat blijft er toch een tijd van komen en een tijd van gaan.
Zijn verhaal is voor mij moeilijk te begrijpen. Jarenlang crosste ik met grootse plannen voor de toekomst op ondermaats niveau. Wij, mijn vrienden en ik, gingen het natuurlijk maken in de cross. Aan vechtlust ontbrak het me niet, alleen was het benodigde talent niet aanwezig. Juist daarom is het zo onwerkelijk te horen dat je het gewoon beu kan zijn, ook al barst je van het talent.
Mike wist al dat dit zijn laatste seizoen zou worden. Als ik die laatste keer niet zo hard gevallen was zou ik sowieso gestopt zijn na dit seizoen. Die enorme crash heeft mijn beslissing alleen maar versneld en zeker makkelijker gemaakt. De letsels waren dermate ernstig dat ik voor hetzelfde geld nu in een rolstoel had gezeten. Nooit meer kunnen lopen en een zeer beperkt leven leiden schrok Mike Wazowski dermate af dat zijn besluit eigenlijk al meteen gemaakt was.
“Ik ga er niet meer op” zegt hij met een relaxte en vastbesloten blik en kijkt me aan. “Ik ben er klaar mee en voor” .

“Ik ben nog aan het denken welke kant ik uit wil, maar neem er mijn tijd voor”. “Al een paar jaar dacht ik: wat als ik klaar ben met de cross. Wat als ik wil of wellicht moet stoppen. Wat dan?”
Op dat punt stop je dan ook met denken, en ieder seizoen kreeg hij weer een nieuwe aanbieding of verlenging van zijn contract en dacht dan, “Nog een seizoen en dan kap ik”.
Het lot heeft hem een handje geholpen. Nog steeds is het onwerkelijk te zien dat zo’n talentvolle kerel kan zeggen, “ik stop ermee”
Mike leefde de jongensdroom van mij en vele anderen. Mike heeft het allemaal gezien en meegemaakt. Hij hield er een berg goede en echte vrienden aan over en zag veel meer van de wereld dan menig man van zijn leeftijd. Al met al heeft hij nu een mooie en kostbare zak zorgvuldig verworven bagage die hem zeker nog van pas gaat komen in zijn verdere leven en loopbaan.
Het is een nette welbespraakte jongen. Is altijd een ambassadeur geweest voor zijn sport en zal zeker goed terecht komen.
Op mijn vraag of hij nu eigenlijk nog wat heeft overgehouden aan zijn 20 jarige succesvolle carriere wijst hij trots naar de poort in de houten schutting.
“Ik heb mijn bus verkocht en de gesponsorde spullen netjes teruggebracht naar de mensen die me altijd bijgestaan hebben”. In voor en tegenspoed stonden ze voor me klaar en daar ben ik dankbaar voor. Van het opgebrachte geld kocht hij een mooie bolide. Met glanzende ogen staart hij naar het kanon en er verschijnt een lach op zijn ontspannen gezicht.
Mike is gelukkig, ik zie het aan zijn gezicht. Misschien wel voor het eerst sinds jaren. Hij is gelukkig met zijn beslissing, zijn trouwe partner Indya en zijn mooie auto.
Een jonge vent met veel in zijn mars, een geweldige basis en nog een heel eind te gaan…
Succes Mike en bedankt voor al het mooie wat je de sport gegeven hebt.
Het ga je goed.

Het verhaal gaat dat mijn vader vroeger gecrossd heeft. Ik heb heel vaak stiekem de zolder afgezocht naar bewijsmateriaal maar het nooit gevonden. Het ging er in die tijd net even anders aan toe dan tegenwoordig.
Ze reden met de “crossmotor” gewoon over straat naar het desbetreffende circuit en sloopten daar alles van de motor af om maar zo veel mogelijk gewicht te besparen. Geen idee of hij ooit iets gewonnen heeft maar ik weet wel dat hij het virus bezat. Dat werd me al heel snel duidelijk. Hij sleepte me overal mee naar toe. We gingen naar evenementen wat later Grand Prix wedstrijden bleken te zijn geweest. In het begin was ik heel druk met het verzamelen van lege limonade flesjes waarvoor ik 10 cent per stuk kreeg bij de drankkraam. Later begon ik de helden te herkennen, mijn helden. Als ik stond te kijken wilde ik zo graag op zo’n motor rijden dat ik allemaal rare gedachten kreeg. Ik dacht bijvoorbeeld dat als er eentje zou vallen, in de bocht waar ik stond, dat hij dan waarschijnlijk niet verder kon rijden. Dat die coureur mij aan zou kijken en zou vragen of ik de wedstrijd uit wilde rijden. Dat dacht ik echt.
Mijn vader had in die tijd een grossierderij in vis conserven en had een klant in Oost Souburg waarvan de zoon crosste, Leo Ovaa genaamd. Ik ging in mijn schoolvakanties vaak met mijn vader mee en kon niet wachten tot we in Oost Souburg waren. Misschien zag ik hem wel lopen, of zijn motor staan in de schuur. Ik weet nog dat ik een oude crosshandschoen in een gang zag liggen, zo een met zo’n hoge rubberen rand er op. En ook al ben ik geen dief, die had ik zo graag willen hebben.  Alleen het feit dat die waarschijnlijk van de hond was heeft me toen tegengehouden. Stel je voor, een echte crosshandschoen en dan ook nog eens van Leo Ovaa! We gingen ook vaak naar zijn wedstrijden kijken. Dan loofde mijn vader 15 gulden uit als Leo bij de eerste drie zou eindigen, wat vervolgens ook uit de speakers galmde. Ik weet nog dat Leo, volgens mij altijd rijdend met nummer 74, een keer zijn motor kapot reed halverwege een hele goede race. Lopend kwam hij met zijn motor de heuvel op, moe en modderig. Die vijftien gulden heeft hij toen alsnog gekregen.  “Als pleister op de wonde” , hoor ik mijn vader nog zeggen. Leo Ovaa was mijn held en dat weet ie volgens mij niet eens. Vanaf toen was 74 mijn geluksnummer en plakte het dan ook op het deksel van een emmer die ik voor op mijn fietsstuur had gebonden. Waar we ook heen gingen welke cross dan ook, wilde ik weten of Leo mee deed. Alleen dan was het interessant want die konden “wij”.
Mijn vader had het virus en heeft mij er flink mee besmet. Zijn missie was voltooid want ik was om, en goed ook. Ik heb een mooie en leuke crosstijd mee mogen maken en mezelf indertijd opgewerkt naar een leuk hobby niveau. Op m’n fiets was ik altijd Leo Ovaa, maar dat ben ik nooit geworden. Wat Leo ook nooit geweten heeft is dat mijn hoogtepunt in mijn “cross carrière” het moment was dat ik in Vlissingen met hem aan het starthek mocht staan. Hij was mijn held en dat was mijn droom. Ik ben gestopt omdat het niet meer ging en weet inmiddels dat Leo ook niet meer rijdt. Hij heeft een mooie motorzaak in Oost Souburg, “Ovaa Motors” genaamd en sleutelt daar samen met zijn twee zoons aan oude en nieuwe motoren en scooters. Zijn zoons, Casper en Steven, crossen ook en doen dat zeer verdienstelijk. Ik volg ze een beetje, maar dan vooral via Facebook en kom ze wel eens tegen op de cross. Hele beleefde en vriendelijke jongens, echt kinderen van hun vader, en als ik ze zie rijden denk ik weer aan toen.
Jongens als zij zijn nu de helden van mijn twee zoontjes die ook al wel een beetje geïnfecteerd lijken te zijn.

Wel een infectie maar niet naar de dokter, laat ze maar…

Ze zouden de baan hier en daar wat omleggen vanwege de grote modderpoelen onderaan de dijken. Vlissingen was toen nog een van de mooiste banen (vind ik dan) in de wijde omstreek. Halverwege de natte dijk ineens de hoek om maar niet helemaal naar beneden te hoeven rijden.
Op zich een strak plan, temeer omdat ik al niet zo’n “modderrijder”was. Het was de laatste wedstrijd om het Zeeuws kampioenschap en ik maakte zowaar nog kans op een bekertje. Alles verliep goed tot ik me vergiste in de dijkafslag. Te hard kwam ik de dijk over en moest vol in de ankers om de “vervroegde afslag” alsnog te kunnen halen. Voorrem moest er echt goed bij, welke ik vervolgens van schrik iets te hard inkneep.
Mijn voorwiel schoof onderuit en mijn gashandle kwam op de knie van mijn uitgestoken rechterbeen. Remhandle er precies onder en op die manier draaiden we beiden de dijk af.
Ik hoorde iets knappen wat achteraf mijn kniebanden bleken te zijn geweest. Na een tijdje in de caravan te hebben gezeten zonder me te bewegen wilde ik proberen de tweede training voorzichtig mee te doen. Toen ik op stond klapte mijn been opzij. Wit weggetrokken ben ik weer gaan zitten en heb als een klein kind zitten huilen. Dit was niet goed, helemaal niet zelfs. In het naburige ziekenhuis kreeg ik een spalk waarmee ik naar huis moest. “Ga over een week of twee maar naar het ziekenhuis bij jullie in de buurt” zei de arts geruststellend. In mijn “eigen”ziekenhuis werd me vervolgens verweten dat ik niet eerder was gekomen.
“Binnen 24 uur kunnen we de banden nog repareren, maar nu is al het weefsel verschrompeld en weggetrokken in de gewrichten”, waren de mooie woorden van de arts aldaar. Ik kon wel janken, zo erg vond ik het. Ik besefte dat het gedaan was met de cross, dat wat op dat moment mijn hele leven beheerste. Ook wijlen Dr. Derweduwen heeft het niet kunnen herstellen en heeft de binnenband nog kunnen repareren door er een kunststof exemplaar in de schroeven.
Anderhalf seizoen heb ik daarna nog gereden maar had te veel last. M’n knie zat het meest van de tijd vol met vocht en ben op een gegeven moment van ellende maar gestopt. We vielen allemaal in een zwart gat op dat moment en wisten niet goed wat we met de weekenden aan moesten. Jarenlang was het cross, cross en nog eens cross. Ik heb het in het hele begin niet echt gemist, maar dat was alleen omdat ik de pijn niet meer had. In de jaren daarna is het altijd een groot gemis geweest, frustrerend bijna.
Ik wilde helemaal nog niet stoppen en het hoefde ook niet. Als het aan mijn vader had gelegen reden we nu nog ieder weekend de crossen af. Vanmiddag was ik m’n zoontje, op een naburig gelegen veldje, aan het leren schakelen en wegrijden vanuit stilstand. Terwijl ik naar hem stond te kijken moest ik aan mijn eigen “crosscarriere” denken en waarom ik ooit gestopt ben.
Alles lukte ineens en met een blij bekkie kijkt hij me aan. “Ik ben zo trots op mezelf pap!”. “Dat mag je ook zijn jongen, je doet het goed, heel goed zelfs”, en tegelijk denk ik; “als je er net zoveel jaren zoveel plezier in mag hebben als ik heb gehad, is het een kapotte knie wel waard”

Eigenlijk ben ik niet zo van het “idolen hebben”. Ik had geen posters van mijn favoriete bandje of filmster aan de muur. Mijn muren hingen vol met crossposters, maar dan ook echt helemaal vol. Het was toen de tijd van Peter Herlings, Kees van der Ven en natuurlijk de Amerikanen zoals Bob Hannah en Broc Glover waren grote voorbeelden die me deden wegdromen in mijn eigen crosswereldje.
Eenmaal zelf aan het crossen ga je natuurlijk kijken hoe ver je kunt komen en ben je minder bezig met de prestaties van de “groten der crossaarde”. Jarenlang reed ik Mon (Gelimbra) en had het goed naar mijn zin. Vrienden van mij hielden zich meer bezig bij onze zuiderburen en kwamen daar uit voor de BLB.
Een gezellige toestand met erg veel toeschouwers in die tijd. M’n vrienden die daar de boel onveilig maakten zoals Peter Hoendervangers, Marco Hopmans en Peter Nefs hadden daar zelfs een eigen supportersclubje. Ik geloof dat ik daar 1 seizoen heb gereden en daarna nog wat losse wedstrijden als er in Nederland niks bijzonders te doen was. Een keer in mijn leven heb ik toch een crossidool gehad en dat was bij de BLB.
In die tijd reed de uit Belgisch Limburg afkomstige Pierre Schroyen bij de inters. Pierre was de man voor mij. Hij heeft dat tot nu nooit geweten. Het gekke is ook dat ik hem nooit opzocht in het rennerskwartier, geen contact op welke manier dan ook.
Ik wist eigenlijk niet eens hoe hij er uit zag. Dat was ook helemaal niet belangrijk voor me, ik wilde hem zien rijden. Zijn prachtige stijl en zijn vechtlust. Een grote sterke kerel was het toen en zat altijd een beetje met gebogen hoofd op de motor. Pierre reed hard, heel hard. Ik zag laatst een foto van hem op internet met een kampioenstrui aan dus hij zal waarschijnlijk wel een aantal keren kampioen zijn geweest in zijn “glorietijd”, geen idee, maar dat boeit me eigenlijk ook helemaal niet.
Ik weet niet wat de voorwaarden officieel zijn om een idool te mogen hebben. Misschien moet je dat dan wel allemaal weten, maar voor mijn gevoel was Pierre dat wel voor mij in de tijd dat ik in Belgie vertoefde. Enige tijd heb ik zelfs geprobeerd zijn stijl na te bootsen, zo gek was het met me. Uiteraard gaat dat niet. Je zit zoals je zit en dat is ook goed, maar dat wilde ik niet. Ik wilde “net als Pierre”. Pierre kent me niet en zal me niet eens herkennen als ik tegen hem aan loop maar een tijdje geleden heb ik nog eens gedag gezegd tegen hem. Ik reed een wedstrijd bij de VBM veteranen in Belgie en wie reed er de fuik in?, juist, Pierre!
Ik heb dus gewoon een keer samen met hem gereden, en dat idee alleen al vond ik geweldig. Sinds een tijdje heb ik Pierre op facebook en daar zag ik dat hij nog steeds erg actief is in de cross en fiets sport. Nog steeds is hij een voorbeeld voor met name de jeugd. Hij is een van de vele mensen die zich inzetten voor het welzijn van onze jongelingen. Vanuit het juiste hart meegeven van normen, waarden en doorzettingsvermogen.
Hij is een bron van inspiratie en conditie. Als je een beetje blessurevrij mag blijven kun je het lang volhouden, in welke sport dan ook, en daar is Pierre het levende voorbeeld van.
Er zijn nog steeds sporters die hem niet kunnen volgen, toen niet en nog steeds niet.
Pierre, bedankt voor de vele mooie momenten en blijf dat voorbeeld, van toen en nu, voor velen…

Twee weken lang, iedere dag eventjes in de garage kijken. Er op zitten en aan vriendjes laten zien. “Pap, wanneer gaan we dan?”. Ik weet het nog zo goed, mijn eerste keer. Ik barstte van de zenuwen. Onderweg naar de crossbaan probeerde ik achterin de bus, op een kratje, m’n “vetleren” laarzen aan te krijgen.

Ik weet niet meer welk merk het was maar het was erg dik leer en moest met een tang de sluiting aantrekken. Had het zweet daarvan nog op mijn hoofd toen we op de crossbaan aankwamen. Een motordealer uit Klundert vond indertijd dat ik een 250 Beta wel aan kon. “’t is een flinke vent” hoorde ik hem zeggen. Op zich was het een compliment, maar achteraf denk ik dat hij het dingetje gewoon kwijt moest toen. De rit was een drama, maar dat is vaak bij de eerste keren van allerlei dingen. Mijn eerste bocht eindigde op een veld naast de baan gelegen. Over een sloot heen “gesprongen” stond ik verdwaasd te kijken hoe ik weer op het circuit terecht zou kunnen komen. Mijn eerste sprong was een “no legger” van de eerste orde. Daar zou ik nu veel punten voor krijgen op de “X games”. Ik weet nog goed hoe ik me erna voelde. “Ik had gesprongen, ik was een man”. De avond voor mijn eerste wedstrijd in Rozenburg keek ik naar de tv en bedacht waar ik mijn beker zou zetten die ik misschien de volgende dag wel zou winnen. Die tv is lang leeg gebleven. Met m’n eerste beker heb ik sex gehad, zo blij was ik er mee. Het duurde vrij lang eer ik het een beetje te pakken had, maar ineens heb je het dan te pakken. Inmiddels was ik teruggestapt naar een 125 KTM afkomstig van Gerry Franken en dat kon ik wat beter de baas. De jaren daarna waren geweldig en hebben me veel geleerd. Het leerde me vooral door te zetten, m’n horizon te verleggen en nooit, maar dan ook nooit op te geven. Niet in de cross maar ook niet in het leven. Vallen en opstaan, weer vallen en maar weer opstaan. Ik wil er niet stoer over doen maar ik heb wel het idee dat het te vergelijken is met een behoorlijke militaire opleiding. Voor mijn gevoel gaf het me een meerwaarde en ben erg blij dat ik de kans heb gehad dit te mogen doen.

Hij heeft inmiddels voor de eerste keer gereden, m’n zoontje More. Ook op zomaar een veldje en ook hij was nerveus. Hij vond het geweldig en ik waarschijnlijk nog meer. Hij reed zijn rondjes, netjes met de voetje op de steunen. Reed uit stilstand weg zonder problemen en kwam zo ook weer bij de bus aan. Nog niet gesprongen, ook niet over een sloot. Na een paar rondjes stopt hij weer en zet z’n motortje netjes in z’n vrij. Doet zijn brilletje af en kijkt me aan. “Gaaf hoor pap, echt gaaf” zegt hij met glinsterende ogen. “Heb je het niet koud pap?’ Ik verzeker hem dat ik lichamelijk geen problemen heb. Wat ik niet zeg is dat ik al een paar keer emotioneel volschoot bij het zien van zijn rijkunsten. Hij wil het zo graag en ik gun het hem zo. Hij heeft iets nodig als dit, het gaat hem vormen, dat weet ik nu al. Hij trapt zijn KTM etje weer aan en zegt, “ik ga nog even pap. Ga maar lekker in de bus zitten hoor, je ogen zijn nat van de kou”

RinusDoor de hevige regenval en een omgeving van veelal klei glij ik de bestuurskamer binnen om me in te schrijven voor de clubcross van M.C. de Sproeier in Wemeldinge. De opkomst is niet groot maar het is een gezellig clubje met heel veel sfeer.

Voor me staat een jongen met de capuchon van zijn hooded sweater op en vraagt gekscherend of hij niet bij de veteranen mee mag doen. “Nee”zegt de vrouw lachend, “dat is 40+ he, dat weet je ook wel”.

De jongen voor me lacht een beetje en ik schrik eigenlijk een beetje van zijn antwoord. “nou, ik voel me wel 40”. Het lijkt een grapje maar ik hoor toch wat ernst in zijn stem.
Na zijn inschrijving draait hij om en herken ik Rinus. Nog niet zo heel lang geleden een jong en veelbelovend talent, en misschien nog steeds wel een beetje. Ik ben blij dat hij er is want ik heb hem nog nooit zien rijden, niet live althans, en dat gaat dus gebeuren vandaag.
Zijn zusje Nancy rijdt ook, en ook zij is veelbelovend en treedt zelfs aan in Grand Prix wedstrijden waar je echt niet zomaar terecht komt. Onanks de regen wordt dit dus toch een mooie dag.
Rinus van de Ven kwam en overwon veel, heel veel. Door zijn onstuimig gedreven karakter vol lef zocht hij vaak de grenzen van zijn kunnen. Reed veel indoor wedstrijden waar het voornamelijk op een berg moed en een heel groot hart aankomt, en waar je risico’s neemt gaat het ook wel eens mis en zo ook heeft Rinus zijn lichaam het flink moeten ontgelden.
Met veel respect heb ik naar zijn training staan kijken en dan lijkt het allemaal vanzelf te gaan. Hij gaat nog steeds als de brandweer en is een met zijn motor. Hij is de baas en hij bepaalt wat de motor doet, wat bij mij wel eens anders is. Een leek zou bij dit aanzien zomaar een motor aanschaffen omdat het lijkt alsof het crossen eigenlijk niets voorstelt, zo makkelijk rijdt Rinus rond.
Ik geniet er van en bij het teruglopen naar mijn bus zie ik hem met een borstel zijn motor ontdoen van de vettige bende. Ik besluit hem aan te spreken en had om heel eerlijk te zijn een iets arroganter type verwacht, vraag me niet waarom.
“Weer maar eens rijden Rinus?” vraag ik hem en hij draait zich om. “ja, lekker hoor weer een beetje op de motor”. Als ik hem vraag of hij er weer officieel voor gaat meldt hij me het tegendeel. Hij vertelt dat het heerlijk is te rijden zonder dat het echt moet. Geen druk, helemaal niks. “Als ik na twee rondjes moe ben of het gaat niet lekker kom ik er gewoon uit” zegt hij met een heel serieus gezicht en ik zie dat hij het meent. “het is wel een verschil natuurlijk, vroeger verdiende ik mijn geld met crossen en nu moet ik mijn spullen zelf kopen”. Hij heeft een transponder geleend en de motor waarop hij rijdt is misschien niet eens van hem maar je ziet hem genieten.
Hij werkt als chauffeur bij een vishandel voor een dag of twee in de week en de rest van de week begeleidt hij de zoon van zijn baas in de cross, althans dat begrijp ik uit zijn woorden want Rinus praat snel, maar wel met passie. Dan vraag ik hem of het niet frustrerend is om “zomaar een beetje rond te rijden” terwijl je weet dat je toch over een bepaald en uitzonderlijk talent beschikt, een talent waar velen van dromen. Hij veegt dat meteen weg, “die tijd is voorbij” zegt hij en met verliefde ogen begint hij meteen over zijn vriendin. “We zijn al een paar jaar samen en het gaat geweldig”.
Sinds kort hebben ze samen een eigen huisje en dat is echt genieten vertelt hij met gepaste trots.
Rinus heeft er vrede mee. Vrede met een leven zonder druk, een leven waarin hij zijn “pupil”de nodige dingen bijbrengt en zijn zus ondersteunt bij de “grote” wedstrijden, daar waar hij zelf eens “de man”was.
Ik sta naar zijn eerste manche te kijken en zie het plezier waarmee hij zijn tweetakt over de baan gooit. Hij bepaalt, controleert en neemt geen grote risico’s.

Dat hoeft ook niet meer want hij heeft eigenlijk weinig tegenstand te duchten en rijd zijn rondjes alsof motorcrossen eigenlijk helemaal niks voorstelt.
Rinus heeft karakter en gaat er wel komen en waar dat is bepaalt hij nu zelf.
Een tijd geleden zag ik een keer een foto van hem, waaronder iemand had gezet, “Koning Rinus”, en toen ik het zag vond ik het overdreven en iets te stoer.
Nu snap ik deze uiting en zet er een dikke streep onder.

Veel geluk Koning…

In mijn crosstijd heb ik nooit gerookt en het hevigste wat ik in die tijd gedronken heb is een Shandy geweest.
Na mijn mislukte knieoperatie ben ik nog een seizoen of anderhalf door blijven “modderen” tot ik er zelfs geen zin meer in had.
Redelijk bijzonder, temeer omdat motorcrossen jarenlang mijn lust en mijn leven was. Iedere keer maar weer een berg vocht erin en een slepende pijn door al dat vocht tussen mijn gewrichten. Uit een soort van frustratie ben ik in mijn “crossnadagen” regelmatig in het cafe beland. Mijn pa was er minder blij mee maar zo af en toe ging ik dan toch wel eens wat drinken met m’n maatjes.
Het was op een zaterdagavond voor een clubwedstrijd in Dordrecht dat ik besloot nog even bij een van m’n vrienden langs te gaan. Het plan was natuurlijk de kroeg, maar dat durfde ik hem toen niet te vertellen.
“Ben je wel op tijd thuis, we moeten vroeg vertrekken morgen” zei hij nog voor ik de deur dichttrok. “Jazeker, komt goed” antwoordde ik schijnheilig. Natuurlijk was het veel te gezellig en uiteindelijk kwam ik om 6 uur in de ochtend Halsteren weer binnenrijden. Hoe dichter bij huis, deste schuldiger ik me begon te voelen en besloot een bocht voor ons huis de motor van mijn auto af te zetten en mijn lichten uit te doen om vervolgens uit te bollen tot de voordeur. Sleutel niet helemaal terug in verband met het stuurslot.
Dat lukte allemaal. Aangezien ik schoenen droeg met leren zolen hoorde je die op straat dus die had ik voor het uitstappen al uitgedaan. Heel zacht drukte ik mijn portier in het slot en sloop als een dief de straat over. Heel voorzichtig schoof ik de sleutel in het slot en ik wist dat als ik de deur opendeed hij, na een centimeter of 20, begon te piepen. Als je de deur aan de kruk wat lichtte was dat piepen bijna niet meer te horen. Heel langzaam draaide ik de deur open en net toen ik de deurkruk vastpakte om hem wat op te lichten werd de deur opengetrokken.
Daar stond mijn vader! Hij keek me teleurgesteld aan en ik was klaar om een scheldkannonade te ontvangen.
Hij keek me nog eens goed aan en zei niets, geen woord, en liep naar buiten met zijn twee Rottweilers. De bus was al geladen, alleen de koelbox moest er nog in dus gespannen wachtte ik tot hij terug was. Hij keek me niet meer aan en zei niets, geen woord. De hele weg er naartoe hing er een gespannen sfeer in de cabine en ik had het allesbehalve naar m’n zin.
Spijt had ik ook, alleen al vanwege deze situatie. Ook op de cross aangekomen bleef het stil. Tussen de training en de eerste manche heb ik ‘m niet eens gezien en ik voelde de les die hij me leerde.
Nooit eerder was ik zo zenuwachtig als voor deze ene wedstrijd. Ik wist dat ik in de top vijf mee kon, en dat moest ik, zeker deze dag, waar maken. Gek genoeg was het de dag van mijn leven en alles lukte. Uiteindelijk mocht ik de tweede beker mee naar huis nemen en ben volgens mij nooit zo blij geweest met een beker als met deze bewuste. Op de terugweg werd er niet veel gepraat, alleen het gebruikelijke en hoognodige, meer niet. Hij wist dat hij niks hoefde te zeggen en dat ik m’n les geleerd had.

Als hij niets zei, zei hij het meest…

“Is de baan open?” is een veelgestelde vraag op voornamelijk Facebook. Natuurlijk is het fijn te weten omdat je vaak toch nogal een stukje rijden moet voordat je je motor de sporen kunt geven. Vooral niet leuk is het dan om na alles ingeladen te hebben een uur later voor een dichte circuitpoort te staan. Over het algemeen is er goede en directe informatie vanuit de club. Anders is er altijd nog wel een 06 nummer beschikbaar waar de nodige informatie wordt gegeven. Aangezien ik net iets te veel tijd voor m’n laptop spendeer zie ik vaak de reacties voorbijkomen. Meestal is er respect voor een sluiting bij slecht weer. Soms ook niet. Verontwaardiging en onbegrijpelijke discussie’s komen dan voorbij. Dan denk ik aan de mannen die er altijd zijn. Te herkennen aan een clubshirtje zorgen zij ervoor dat alles in orde is. Zelf crossen ze vaak niet eens. “Gewoon” vrijwilligers die het een ander gunnen plezier te hebben van hetgeen ze doen, crossen dus. Als je er goed over nadenkt is het eigenlijk te gek voor woorden dat er dan nog commentaar kan zijn. “Baan ligt klote want er is niet gevlakt”. “Te veel gesproeid”, “Te weinig gesproeid”, “Op een verkeerd moment gesproeid”. Het baantje waar ik vaak kom ligt er altijd netjes bij. De poort gaat ruim voor de circuitopening open. Ze komen naar je raampje lopen om het broodnodige trainingsgeld in ontvangst te nemen. Er is tijdruimte gemaakt om de kleinere piloten veilig te laten rijden. Alles is geregeld door mensen die niet crossen, mannen en vrouwen met hart voor de club. Laatst stond ik achterin het rennerskwartier. Als een van de laatsten reed ik er af en zag wat er allemaal achtergelaten was. Naast de prullenbakken, overal lag wel wat. Er is volgens mij geen vastgestelde “van het terrein afrij tijd” dus niemand heeft haast. Als ik langs het busje rij van de “terreinbaas” zit die netjes te wachten tot iedereen weg is. Tot hij de poort weer op slot kan doen en als laatste huiswaarts kan keren. Ik doe mijn raampje open en wil hem bedanken. Hij is me voor. Hij lacht en zwaait naar mij en mijn zoontje. “Bedankt he” roept hij nog. “Jij bedankt” roep ik en zwaai terug.
Ja, hij wacht netjes tot iedereen weg is. Dan kan hij ook naar huis. Op naar het weekend, dan is hij er weer. Hij is er namelijk altijd.“Bedankt jongens”…

Het is niet zo ver, de crossbaan van Rilland, maar toch duurt het altijd te lang. Als we gaan is het net alsof het maanden geleden is, terwijl we er ieder weekend zijn.
Ben nog steeds een beetje nerveus als ik over het zandpad naar het terrein rijd. Misschien meer gespannen. Ik doe het zo graag. En nu mijn zoontje ook rijdt wordt het alleen maar weer leuker.
Vind het geweldig om hem te zien rijden. Het gaat me niet om m’n motor en van welk jaar die is. Niet om wat ik aan heb of hoeveelste ik zal worden in een clubwedstrijd met of zonder transponder.
Het gaat om dat ultieme gevoel van die motor onder je kont. Het heerlijke “nergens anders aan denken”, alsof je even vrijstelling hebt van alles om je heen. Los in de lucht, even eigen baas. Iedereen thuis weet dat ze je niet kunnen of moeten storen.
Telefoon in de bus en lekker laten daar. Crossers onder elkaar. Een “volksstam” met allemaal dezelfde mentaliteit. Anderen zijn niet minder, dat niet, maar zullen het niet begrijpen.
Een goedaardige ziekte die niet over zal gaan, nooit. Je kunt stoppen voor jaren maar de infectie blijft. Zoals iedere sporter dat in zijn of haar sport zal ervaren.
Het is een manier van leven en een mooie! Mijn vader infecteerde mij en ik geef het door, graag!

Is het al zondag?

“Is de baan open?” is een veelgestelde vraag op voornamelijk Facebook. Natuurlijk is het fijn te weten omdat je vaak toch nogal een stukje rijden moet voordat je je motor de sporen kunt geven. Vooral niet leuk is het dan om na alles ingeladen te hebben een uur later voor een dichte circuitpoort te staan. Over het algemeen is er goede en directe informatie vanuit de club. Anders is er altijd nog wel een 06 nummer beschikbaar waar de nodige informatie wordt gegeven. Aangezien ik net iets te veel tijd voor m’n laptop spendeer zie ik vaak de reacties voorbijkomen. Meestal is er respect voor een sluiting bij slecht weer. Soms ook niet. Verontwaardiging en onbegrijpelijke discussie’s komen dan voorbij. Dan denk ik aan de mannen die er altijd zijn. Te herkennen aan een clubshirtje zorgen zij ervoor dat alles in orde is. Zelf crossen ze vaak niet eens. “Gewoon” vrijwilligers die het een ander gunnen plezier te hebben van hetgeen ze doen, crossen dus. Als je er goed over nadenkt is het eigenlijk te gek voor woorden dat er dan nog commentaar kan zijn. “Baan ligt klote want er is niet gevlakt”. “Te veel gesproeid”, “Te weinig gesproeid”, “Op een verkeerd moment gesproeid”. Het baantje waar ik vaak kom ligt er altijd netjes bij. De poort gaat ruim voor de circuitopening open. Ze komen naar je raampje lopen om het broodnodige trainingsgeld in ontvangst te nemen. Er is tijdruimte gemaakt om de kleinere piloten veilig te laten rijden. Alles is geregeld door mensen die niet crossen, mannen en vrouwen met hart voor de club. Laatst stond ik achterin het rennerskwartier. Als een van de laatsten reed ik er af en zag wat er allemaal achtergelaten was. Naast de prullenbakken, overal lag wel wat. Er is volgens mij geen vastgestelde “van het terrein afrij tijd” dus niemand heeft haast. Als ik langs het busje rij van de “terreinbaas” zit die netjes te wachten tot iedereen weg is. Tot hij de poort weer op slot kan doen en als laatste huiswaarts kan keren. Ik doe mijn raampje open en wil hem bedanken. Hij is me voor. Hij lacht en zwaait naar mij en mijn zoontje. “Bedankt he” roept hij nog. “Jij bedankt” roep ik en zwaai terug.
Ja, hij wacht netjes tot iedereen weg is. Dan kan hij ook naar huis. Op naar het weekend, dan is hij er weer. Hij is er namelijk altijd.
“Bedankt jongens”…