Huis te koop

Als ik een zwaaiende zaklamp zie achter een van de ramen van de oude afgelegen boerderijwoning weet ik  dat ik het juiste huis gevonden heb. Het is mijn eerste keer in Ovezande en aangezien de woning redelijk afgelegen ligt heb ik helaas van het dorp weinig kunnen zien. Het is gezellig binnen. Open haardje aan en kaarsen op de steigerhouten tafel.  “Kopen?” reageert Elbert meteen als ik zeg dat ze er lekker bij zitten. Eigenlijk willen ze graag terug naar een wat hechtere woongemeenschap. Heinkenszand het liefst. “Het is ook vrij groot hier en je moet alles bijhouden ook nog natuurlijk”, zegt Elbert. Zijn vrouw knikt lachend. Elbert heeft het al druk met zijn eigen zaak in de bouw en daarnaast werkt zijn vrouw Jo ook nog eens een groot deel van de week. “De weekeinden zitten we altijd met zn allen op de cross dus van het huis genieten komt er toch niet van” Ook voor de school van de twee jongens is het een stuk makkelijker. “Het is afgelegen weggetje en daarbij ook nog eens vrij donker, zeker in de wintertijd” zegt Jo, “en het zou toch wel prettig zijn als hij op een gegeven moment op de fiets naar school zou kunnen.”

“Alles voor de cross”

De uren die Elbert genoodzaakt binnen zijn werktijd opmaakt aan de cross haalt hij ‘s morgens vroeg of ‘s avonds laat weer in. “Alles voor de cross” zegt hij lachend, maar hij meent het wel. “Het is vaak aanpoten hoor maar dat vinden we niet erg” De kleine Danny zit tegenover me, terwijl zijn eveneens crossgeinfecteerde broertje Ryan, weggedoken zit in de zachte bank met zijn tablet. Met platte oortjes verstopt in zijn grote KTM cap zit Danny te glunderen met een “bigsmile” want hij weet heel goed dat ik voor hem kom. Verlegen bedankt hij me als ik hem feliciteer met zijn behaalde kampioenshap. Als ik verder praat met Elbert hoor ik Danny, die de tafel even heeft verlaten, achter me “rommelen”. Ineens staat hij trots voor me met zijn kampioens “red plate” in zijn kleine handjes. Danny is een nuchter, bijna verlegen, mannetje zoals zijn ouders hem karakteriseren maar deze blik is goud waard. Dat maakt het zware seizoen meer dan goed. Ik heb hem al vaak aan het werk gezien op zijn 65 cc en als ik hem dan nu zo tegenover me zie zitten, net boven de tafel uit,  herken ik hem bijna niet.

Hoe het begon

Veel mensen uit de crosswereld kennen Danny van de Bosse niet eens. Dit komt voornamelijk omdat hij nog helemaal niet zo lang “aan de cross” is. In zijn eerste jaar (2013) werd hij al meteen DMX kampioen in de 65cc kleine wielen. Heel  bijzonder als je weet dat hij in het jaar ervoor nog geen crosser had aangeraakt. Ooit in een “ver” verleden had hij wel eens op een quadje rondgereden maar dat was het dan ook wel. Daarna fietste hij heel fanatiek op zijn BMX tot zijn vader besloot een motortje aan te schaffen. Zelf komt Elbert niet uit de motorcross wereld. De bekers die hij heeft vergaard komen uit zijn 7 jaar durende racecarierre. Aangestoken met het virus werd hij door zijn “racende” zwager. Het ging vooral erg hard allemaal vond Elbert. Op een gegeven moment had hij het wel gezien. Hij wilde de risico’s niet meer nemen en koos voor zijn gezin. Door een crossende schoonvader kreeg hij de smaak voor het zand te pakken. Zelf had hij er geen zin in maar zag het wel zitten voor zoon Danny. Danny wil al crossen zolang hij praten kan. Altijd en alleen had en heeft hij het over crossmotoren.

Een echte winnaar

Afgelopen seizoen werd Danny weer kampioen. Niet met hele grote overmacht maar hij wist toch wel 7 manche overwinningen op zijn naam te schrijven. De rest van de wedstrijden stond hij altijd op het podium. Tot in de laatste manche was het spannend en pas daar viel de beslissing. “Zenuwachtig is hij eigenlijk nooit”, zegt Elbert met zijn eeuwige lach. De zaterdag voor de laatste kampoenswedstrijd reed Danny nog een clubcross op hetzelfde circuit. Hij zag het als voordeel omdat hij op deze manier de baan al wat kon leren kennen. Die wedstrijd won hij glansrijk. “Ik heb zin in morgen” zei hij met een geruste blik terwijl zijn moeder heb in bed legde. De volgende dag liet hij zien uit welk hout hij gesneden is. Hij hoefde niet eens te winnen dus reed netjes en bekeken zijn wedstrijd uit. Moeder Jo had een prachtig spandoek voor de kersverse kampioen bij. Een spandoek dat Elbert niet eens mee durfde te nemen. “Raar is het te weten dat er op dat moment nog iemand op het circuit is met een spandoek en toeters in de auto”. Mensen met hetzelfde gevoel als zij. Mensen die dan aan het eind van de dag die spulletjes mee naar huis moeten nemen en ze vervolgens in de kliko kunnen gooien. “ Sneu vind ik dat”, zegt Elbert aangedaan. Hij meent het zichtbaar. Veel, heel veel bekers heeft het jonge crossertje al verdiend. Op de kast in de keuken en op een speciaal gemaakte plank in de woonkamer staat de “opbrengst” van dit seizoen. “De rest hebben we maar boven gezet”. Die eerste bekers zijn natuurlijk goud waard maar daarna vervaagt dat wel een beetje. Het gaat hem inmiddels ook niet meer om de bekers. De trofee die hij bij de huldiging kreeg van zijn kampioenschap. Das een speciale en staat dan ook prominent op de voorgrond.

Danny wil vooruit

De plannen voor volgend jaar zijn bijna rond. Hij gaat de overstap maken naar de KNMV en beseft wel dat het daar, met alle respect voor de MON, een graadje harder gaat. Danny wil vooruit. Ook daarom laat hij zich weer begeleiden door “een man van formaat”,  Stefan Hage. Deze topper geeft hem regelmatig goede en bruikbare tips. Groeien en zich optrekken aan iederen die sneller is. Ook via de KNMV is het wat makkelijker zichzelf “in the picture” te rijden voor een plaatsje in de selectie. Ook zouden ze graag alle EK wedstrijden bezoeken maar daar hebben ze, zoals veel jongens, een budget voor nodig. Onderhandelingen zijn nog in volle gang op dit moment en het gezin van de Bosse hoopt dat allemaal positief af te kunnen sluiten. “De tijd is in ieder geval al gereserveerd”, lacht Elbert. “Nogmaals, alles voor de cross!”

We zitten al een tijdje gezellig te praten als Danny ineens en redelijk onverwacht het woord neemt. “Gaan we nou nog een verhaaltje maken?, jullie zitten maar te kletsen”. Danny is een bijtertje. Behalve dat hij “de stijl” heeft beschikt hij ook over een echte crossersmentaliteit. Sinds hij weet dat hij bij de top in zijn klasse meekan is er maar één ding en dat is winnen.

“Danny de Crosser”, zoals hij zichzelf noemt op Facebook geeft niet op, nooit. Hij komt om te winnen, anders niets.

“Nog een rondje pap”

Joël komt langs rijden op het rechte stuk, daar waar zijn vader staat te kijken. Zijn vader raapt hem niet op als hij valt, pusht hem ook niet. Het enige dat hij doet is zijn vinger opsteken. Nog 1 rondje en dan even er uit. Joël ziet het en rijdt nog een rondje.

Als Joël weer voorbijkomt steekt hij zelf zijn vinger op. “Nog een rondje” geeft hij aan en rijdt verder. Zijn vader schudt zijn hoofd. Als hij weer voorbijkomt maant zijn vader hem naar de kant. Weer steekt Joël zijn vinger op; “Nog een rondje pap”, lijkt hij te zeggen, en rijdt er nog een. Althans dat was zijn bedoeling. De enige reden dat hij er uit moest van zijn vader was om te tanken, meer niet. Als hij ergens achterin op de baan in het zware Lommelse zand tot stilstand komt weet zijn vader genoeg en loopt naar de bus.

Dan moet hij het nu zelf maar oplossen. De tank is leeg dus dat wordt duwen.

Pas na een half uur is hij terug met zijn motortje. Helemaal gesloopt zet hij het lege ding tegen de bus. Zijn vader zegt niks en denkt, “nu zal het wel even klaar zijn”. Niets is minder waar want op het moment dat kleine Joël zijn tank weer vol heeft pakt hij zijn bril en start zijn motor. “Wat ga je nu doen?”, vraagt zijn vader verwonderd. “Ja, rijden!”, zegt Joël en is weer weg. Rondjes rijden, alleen maar rondjes rijden.

“Dit jaar had ik voor mijn gevoel nog voor verrassingen kunnen zorgen”

“Het rijden zelf is ook eigenlijk het enige mooie voor mij geweest in de jaren dat ik crosste. Rijden en als het even kon winnen”. Al het andere er omheen deed me eigenlijk niet zo veel. “Ik wilde gewoon op de motor zitten”. Rond mijn 13e kregen zijn ouders in de gaten dat er eigenlijk geen weg meer terug was en brachten hem naar de wedstrijden. Zijn schoolprestaties leden wel onder zijn passie. “Ik was alleen maar met de cross bezig, verder niks”. Lopen, fietsen en naar de sportschool. Dat alles in plaats van huiswerk. In het begin haalde hij nog wel redelijke punten maar dat liep langzaam maar zeker terug tot niks. Omdat al vrij snel bleek dat hij beter presteerde op de motor dan op school heeft hij dat door kunnen en mogen zetten van zijn ouders. Het ging allemaal heel snel waardoor hij op zijn 17e al proffessioneel zijn zo geliefde sport beoefende. Onder de vleugels van Joël Smets genoot hij een goed salaris en kon hij een hele week doen wat hij het liefste deed en ook nog eens het beste in was,  crossen. De groei zat er goed in en na twee jaar in het team van Joël Smets te hebben gereden stapte hij over naar het team van Kees van der Ven. “Van die man heb ik vreselijk veel geleerd, echt.” Na een jaar keerde Joël toch weer terug naar het Team van Smets en de successen bleven niet uit. Harder, sneller en beter ging het tot het moment dat hij zich aan wist te sluiten  bij de wereldtop. “Dit jaar had ik voor mijn gevoel nog voor verrassingen kunnen zorgen”, zegt hij wegdromend. Hij was weer terug in contact met Kees en dat gaf hem een goed gevoel. “Het was ook goed.”

“Positief denken en keihard werken”

Joël vraagt me of ik wat wil drinken en achteraf onbewust wil ik  het hem niet te moeilijk maken. Er staat immers al een fles water op tafel. “Een Senseootje heb ik ook hoor” zegt hij lachend en manouvreert zijn sportieve rolstoel handig rond de tafel. “Mensen willen me graag ontzien en het mij makkelijk maken, maar dat haat ik”. Natuurlijk besef ik dat het allemaal heel goed bedoeld is maar ik heb er niks aan.” Alles moet zo veel mogelijk op eigen kracht vindt hij. In zijn huis is dan ook helemaal niets aangepast. Het enige wat hij graag wil en er ook binnenkort zal komen is een traplift. “Ik wil ook wel eens boven kijken”, zegt hij gekscherend. “Als de trapleuning het toe zou laten zou ik het nog wel handmatig willen proberen”. Hij wil zichzelf blijven prikkelen. Hij moet. “Ik ben pas 25 en moet nog een heel leven. Ik zou het niet kunnen verkroppen de rest van de tijd afhankelijk te zijn van anderen.” Hij kan ook heel slecht tegen zeurende mensen. “Natuurlijk hebben sommigen het zwaar, dat begrijp ik best maar het helpt je niet om je er bij neer te leggen en te blijven treuren. Als je maar blijft denken aan alle dingen die je voorheen graag deed en nu niet meer kunt zak je alleen maar steeds verder af.” “Positief denken en keihard werken, dan is alles mogelijk”, is Joëls devies. Dat geldt volgens hem ook voor crossers. Ook jongens en meisjes met wat minder talent kunnen door hun volle overgave nog heel ver komen. Op diezelfde manier is er ook al heel veel talent verloren gegaan omdat de inzet miste.

“Dan ben ik binnen vijf minuten klaar”

Sommigen, in een soortgelijke positie als Joël   gaan lezingen geven over hoe je je kracht en levensmoed weer kunt hervinden. “Knap en voor sommigen zeker waardevol, maar dat zou ik echt niet kunnen. Dan ben ik binnen vijf minuten klaar.” Hij begrijpt wel dat veel lotgenoten zich op kunnen trekken aan mensen zoals hij. “Een positieve instelling, dan ben je zeker al halfweg, wat je ook gaat doen.”

“In het revalidatiecentrum leerde ik een vrouw van 50 jaar kennen die me vertelde dat ze soms ook moeilijke momenten had. Ik heb haar niks geleerd maar ik merkte op een gegeven moment wel dat ze zich aan me optrok. Door hoe ik daar was en me “staande” hield is ze zelf ook positiever gaan denken en doen. Ze zat er al 6 maanden en volgens de artsen zou het ook nog wel even gaan duren maar uiteindelijk kon ze daar gelijk met mij afscheid nemen. Eenmaal thuis kreeg ik een bedankbrief van haar. Het werkt dus wel.”

“Respect heb ik voor m’n lief”

Het verwonderde me een beetje dat hij met me af wilde spreken. Joël krijgt megaveel aandacht op het moment. Dat was al meteen vanaf de dag na zijn fatale val. Op zich heel erg lief allemaal en natuurlijk deed en doet hem dat erg goed. “Nu ben ik wel op een punt dat ik niet meer zit te wachten op een telefoontje met, “Het komt allemaal wel goed”. Ik ben daar al ver voorbij.” Geen medelijden alsjeblieft. Respect mag, maar ook dat vindt hij niet eens nodig. “Ik ben zoals ik ben en alles gaat haast vanzelf.” “Respect heb ik voor m’n lief.” Hij heeft geen keus meer maar zij nog wel. “Ik heb haar ook gezegd dat als ze voor een leven zonder mij had gekozen, ik daar alle begrip en respect voor had gehad.” Het is ook niet niks natuurlijk. Hij heeft haar niet weggestuurd maar wel de keus gelaten. “Ze heeft toch voor mij gekozen en daar ben ik haar zeker heel dankbaar voor.” We leiden nu toch wel een behoorlijk aangepast leven en veel van onze eerder gemaakte plannen hebben we bij moeten stellen. “Over kinderen hebben we natuurlijk wel eens nagedacht en gesproken maar we zijn nog erg jong natuurlijk. Ook al ben ik nu verlamd, alles is nog steeds mogelijk. Dus als het ons gegeven mag zijn ook kinderen verwekken.” Joëls vriendin heeft het al eens over een hondje gehad maar daar is hij niet echt op ingegaan. “Als ze over kinderen begint geef ik haar eerst een hondje. De rest zien we daarna wel”, lacht hij hard.

“Ik klapte er voorover af en brak mijn rug. Dat was ‘t”

Over zijn val is al veel gesproken en is hij ook redelijk kort. “Ik wilde “mijn tijd zetten” en kwam in de bocht voor de inmiddels beruchte schans. Ik wilde hem eigenlijk helemaal niet in één keer springen dus nam hem aan de binnenkant omdat dat op dat moment sneller leek. De bocht ging zo perfect dat ik er veel harder uit kwam dan ik gepland had. In een fractie van een seconde moest ik beslissen wat ik zou doen, springen of niet. Het flitste door mijn hoofd dat ik hem door die hogere uitkomsnelheid toch wel zou kunnen halen en besloot er voor te gaan. Met het gas helemaal open lanceerde ik mezelf. Een halve meter kwam ik tekort en plofte in de zompige ondergrond. Ik klapte er voorover af en brak mijn rug. Dat was ‘t.”

“Je moet het uiteindelijk toch allemaal zelf doen”

Eenzaam is Joël niet. Hij zorgt dat zijn dagen net iets te vol zitten. “Als je een hele dag alleen thuis zit ga je automatisch zitten nadenken, dat wil ik niet. Als ik hem vertel dat het door zijn overpositieve gedrag en instelling soms net lijkt alsof hij blij is met zijn “handicap” moet hij ook weer lachen. “Dat heb ik al meer gehoord en dat begrijp ik ook wel”. Al vrij snel keerde Joël het verdriet om in iets positiefs. Positief ben ik altijd geweest. Altijd alles met volle overgave, wat ik ook deed en nu doe. Zo ben ik al snel gaan kijken wat er allemaal nog mogelijk was voor mij. Dat heeft helemaal niks met geld te maken maar alles met je instelling. “Zoals het ook in de cross geldt, je moet het uiteindelijk toch allemaal zelf doen”. Hij traint zich op het moment helemaal verloren. “Eigenlijk train je in zo’n positie als de mijne een hele dag door”. Vanaf het moment dat hij uit bed komt is hij bezig met zichzelf in balans te houden. Alles komt nu uit zijn armen. “Het moeten mijn nieuwe benen worden”. Sinds kort zijn er “bionische” benen beschikbaar. Niet alleen voor hem maar voor iedereen. Het is een pas ontwikkelde theraphie methode. Het klinkt raar maar het beste voor het lichaam van een “rolstoeler” is staan. Een lichaam heeft dat gewoon nodig. Juist omdat dat niet gaat zijn deze benen een uitkomst. Ze zijn dan ook beschikbaar voor iedereen en helpen je het meeste uit je lichaam te halen. Er gaan verhalen rond dat ze voor mij zijn aangeschaft, maar dat is zeker niet zo. “Er gaan zo veel verhalen rond”. “Die zullen er altijd zijn, of je nu verlamd bent of niet”. “Het zijn de beperkingen van degene die zulke verhalen de wereld in brengt denk ik dan maar”. Hij houdt zich er dan ook niet mee bezig. “Ik weet hoe het zit en da’s voor mij meer dan genoeg”.

“Dat gaat me niet gebeuren, geloof me maar”

Het enige wat hij nog mist in zijn reis naar onafhankelijkheid is een auto. Die wordt op dit moment aangepast. “Dan heb ik alles”, zegt hij met een tevreden blik. “Ik zorg wel dat ik fysiek zo veel mogelijk in conditie ben. Stel je voor dat ze binnen nu en een aantal jaren ineens iets ontwikkelen waardoor ik weer zou kunnen lopen. Dan zou ik af moeten haken omdat de rest van mijn lichaam te zwak is geworden en het niet meer aankan. Als je

jaren achtereen in je stoeltje blijft zitten ga je heel hard achteruit. Zo hard dat je zelfs met gezonde benen niet meer zou kunnen lopen. Dat gaat me niet gebeuren, geloof me maar.”

Als ik niet had gecrossd was ik zeker dezelfde persoon geweest als nu. Ik was altijd al erg positief ingesteld en hard voor mezelf. Ik kan ver gaan en dat is nu wel een voordeel. Natuurlijk maakt de cross sport je wel onafhankelijk op een bepaalde manier. Het is een individuele sport en alles wat je er in bereikt heb je uiteindelijk aan jezelf te danken, dus dat zal er zeker aan mee werken.

“Ga je nog wat leuks doen vandaag?”, vraag ik hem terwijl ik de keuken uitloop en hij voor me uit rijdt. “M’n broer Axel komt straks pingpongen”, zegt hij blij. Aan Axel heeft hij ook veel steun en die helpt en begeleid hem dan ook zo veel als mogelijk is.

Handig en kort langs het stuc en schilderwerk rijdt hij zijn rolstoel door de gang naar de voordeur. “Kijk maar uit dat je niks raakt” zeg ik nog maar dat blijkt geen probleem.

“Haha, mijn vader heeft een schildersbedrijf he, weet je nog…