8x Nederlands kampioen

Tussen een aantal horizontale stalen buizen door manouvreer ik naar binnen. De deur is van het slot maar dan ben je er nog niet. Extra, extra beveiliging op alle deuren en als ik eenmaal binnen ben begrijp ik ook waarom. Het lijkt wel of ik bij een Yamaha dealer binnen stap. De strakke rij mooi gepoetste motoren van zijn “Supermotorschool” staan geduldig te wachten. Veel, heel veel kleding siert het pand. Helemaal bovenin in hangen Marcels kampioens shirts netjes naast elkaar. Het zijn er nogal wat. In de laatste tien jaar werd hij 8 keer Nederlands kampioen, 1 keer tweede en 1 keer derde in de Supermotocompetitie. Marcel is ook niet zomaar een motorrijder natuurlijk. Vele jaren reed hij met de “groten” mee om de Nederlandse en wereldkampioenschappen motorcross. Daar waar hij zijn basis legde. 14 jaar lang reed  hij vele GP’s  en Europese kampioenschappen. Hij heeft veel achter de rug. Veel gezien, veel gereden en helaas ook geleden.

“Ik was en ben geen supertalent”

Ik had hem eigenlijk wat ouder verwacht maar in die 44 jaar is zo op het eerste gezicht alleen zijn haar wat grijzer geworden. Zijn loopbaan als wedstrijdrijder begint dan ook al heel wat jaartjes terug. 1979 om precies te zijn . Net als zovelen maakte Marcel op zijn 6e  jaar al zijn  eerste “motorische meters.”  Zoals alle talentjes was ook hij niet meer van de motor af te slaan. Marcels vader, tevens trouwste supporter en monteur, crosste ook fanatiek. In die tijd ging dat er allemaal wel een beetje anders aan toe als nu het geval is. Op het moment dat hij door zijn zoon voorbijgereden werd hield hij het voor gezien. Vanaf  dat moment waren ze altijd samen onderweg. De hele wereld reisden ze af met z’n tweeën. Marcel werd al snel opgemerkt in de crosswereld en reed met zijn 18 jaar al rond met een profcontract in zijn crosstas. “Ik was en ben geen supertalent”, zegt hij zelf. Hij moest het meer hebben van zijn karakter en doorzettingsvermogen. Winnen deed hij dan ook niet altijd maar Marcel was altijd een constante rijder. Door zijn constante presteren zat hij meestal aan het einde van een seizoen bij de eerste vijf. Nog steeds een dikke prestatie tussen mannen als o.a. John van de Berk, Dave Strijbos, Pedro Tragter, Charrel Sweebe, Remy van Rees, André Bartolini en Yves Demaria.

“Daar bleef ik achter een geluidskabel hangen die achter een springschans was opgehangen.”

Nooit was hij de meest technische rijder van het veld maar zijn prestatiedrang heeft hem veel gebracht. Mooie onvergetelijke tijden in toonaangevende teams zoals; Venko Honda , Chesterfield Suzuki , Yamaha Kurz , Honda Sarold en JM racing team. 3 keer werd Marcel kampioen van Duitsland (ADAC)  in de 125 cc en in 2001 behaalde hij het Nederlandse kampioenschap in de 250/500 cc klasse. Ook werd  Marcel  in 1995 nog eens Supercross kampioen. In zijn carriëre reed hij ongeveer 140 GP wedstrijden met als beste uitslag een 2e plaats in het dagklassement en 6e overall.  Marcel kende veel  blessure leed. Zo heeft hij bijna alles in zijn lichaam wel eens gebroken of gescheurd. Zijn ergste crossblessure liep hij op in Rhenen, 1990. “Daar bleef ik achter een geluidskabel hangen die achter een springschans was opgehangen.” Ondanks dat de kabel op 6 m hoogte hing wist hij er toch in te springen met een vaart van zo’n 90 km per uur.  Hij werd achter over van zijn motor gegooid en kwam plat op zijn rug op de grond terecht. “Voor dood” bleef hij zo’n 10 minuten roerloos liggen. Toegesnelde omstanders en EHBO vreesden voor zijn leven. Na een bezoek aan het dichtstbijzijnde ziekenhuis bleek het gelukkig allemaal erg mee te vallen. Bizar in dit verhaal is dat Marcel direct daarna terugkeerde naar het circuit waar de eerste manche nog moest beginnen. Hij voelde zich fit genoeg om mee te starten waarna hij op zijn tandvlees naar respectievelijk een 9e en 5e plaats reed. Als je het dan over karakter hebt.  Achteraf bleek zijn hele lichaam een geweldige opdonder te hebben gehad met een gevolg van kneuzingen van top tot teen. Jammer genoeg heeft hem deze smakker het hele jaar parten gespeeld. Noodgedwongen reed hij bijna de rest van het seizoen op pijnstillers. Het jaar er op (1991) werd wel een van de beste jaren in zijn loop baan.  Dat jaar, wat hij af wist te sluiten met een 6e plaats in het WK, zal hij dan ook niet snel vergeten. Seizoen 1992  was er een om wel snel uit de boeken te schrappen. Een gebroken arm en een schouder uit de kom zorgden voor tegenvallende prestaties. In de jaren daarna reed Marcel steeds rond de 10e plaats in het WK. In 1995 vond hij zijn “oude draai” weer terug en ging hij aan de haal met de 125 cc titel in een zwaar bevochten kampioenschap met vele internationale top rijders zoals o.a. Gert Jan van Doorn, Thijbers, Lacher en Eckenbach

“Het was zeker geen makkelijke beslissing”

Op het moment dat Marcel merkte dat hij ondanks het harde trainen toch op  hetzelfde niveau bleef hangen en soms zelfs wat afzakte maakte hij de keuze te stoppen met de actieve motorcross op hoog niveau. “Het was zeker geen makkelijke beslissing” Juist omdat motorrijden zijn enige passie was en nog steeds is.  Toen zijn goede vriend Rudy Versteeg met het idee kwam om eens een supermoto wedstrijd te gaan rijden was Marcel meteen verkocht. Het eerste jaar (2003) was voor Marcel een overbruggingsjaar. Hij reed in dat seizoen nog ONK MX wedstrijden en daarnaast het ONK Supermoto. Hier werd hij meteen al 2e overall, achter diezelfde Rudy Versteeg.  In 2004 maakte Marcel definitief de overstap.  Voor deze ONK en WK wedstrijden kreeg hij de volledige steun van Yamaha Nederland en Maxxis/ Goldspeed Banden. Maxxis/Goldspeed deed een forse duit in het sponsorzakje want als er iets is wat hard slijt in een supermoto wedstrijd op niveau zijn het wel de banden. “Met één setje kom je echt de dag niet door”, aldus de meervoudig kampioen. Meteen al van het begin was Marcel de snelste. Dat mag gezegd worden want in 2004 werd hij Europees en Nederlands kampioen vòòr Remy van Rees, die inmiddels ook de overstap had gemaakt naar de Supermoto competitie. In de jaren erna behaalde Marcel nog 7 nederlandse Supermoto titels waarmee hij zijn totaal op 8 zette.  Zijn 8e, felbegeerde, titel behaalde hij dit jaar na een ontketenende race op een, jaarlijks zelfgeorganiseerde, wedstrijd in Valkenswaard. Dit was misschien wel de mooiste van alle titels.  “Omdat ik al 44 jaar ben moet ik me toch ieder jaar weer bewijzen tegen over de jongere rijders.” Het werd dan ook een thriller van de bovenste plank. Hij ging de eerste manche van start met 5 punten achterstand welke hij meteen al weg wist te werken. Aan het begin van de tweede manche stonden  de nummers 1 en 2 gelijk in punten. Het was letterlijk er op of er onder maar Marcel hield zijn hoofd koel. Als 2e ging hij van start maar direct met het uit komen van de eerste bocht pakte hij de kop.  De gehele race bleef Kevin Villevoy aan Marcels wiel hangen. Keer op keer sloeg hij de  aanvallen af en wist de strijd in zijn voordeel te beslissen. Hier behaalde hij zijn mooiste kampioenschap.

Ook in de Supermoto kende Marcel blessureleed. Het was in Lelystad in 2006. Hij stond op kop in punten bij het ONK Supermoto met nog twee kampioenswedstrijden te gaan. Half in de wedstrijd raakt hij betrokken bij een valpartij op een tafelbult. Marcel wordt vreselijk hard in zijn schouder gereden die hierna uit de kom schiet. Het lijkt in eerste instantie allemaal wel mee te vallen maar tijdens de revalidatie merkt hij een duidelijk verschil met zijn gezonde schouder. Hij traint hard, heel hard maar de spieren komen niet terug. Achteraf geeft de arts toe dat er toch meer was afgescheurd dan alleen een aantal spieren. Zo werd ook de zenuw kapot getrokken met als gevolg dat hij zijn arm niet meer optillen. Later werd pijnlijk duidelijk dat deze nooit meer zou aan groeien. Er stonden nog 2 kampioenswedstrijden op het programma en Marcel was nog altijd leider in de tussenstand en wilde daarom hoe dan ook rijden . Zittend op zijn motor moest hij met zijn rechterhand zijn linkerhand op het stuur leggen omdat hij de opwaartse beweging niet meer kon maken doordat zijn spieren en zenuwen waren af gescheurd . Hard knijpend in zijn handvat ging hij van start. Wat niemand en ook hijzelf niet voor mogelijk hield was dat hij die wedstrijd glansrijk won. De daaropvolgende, laatste wedstrijd, schreef hij ook op zijn naam waardoor hij Nederlands kampioen werd voor de 3e keer . Stoer verhaal maar waar gebeurd!

Supermotorschool.nl

In 2007 kwam Marcel met het plan om zijn ervaring over te gaan brengen op andere rijders. Met regelmaat sprak hij oud MX collega’s aan om eens een keer mee te doen. Steeds hoorde hij het zelfde antwoord; “We hebben er de kleding niet voor en ook zijn de peperdure wielen en remmen niet aangepast.” “En wat als ik het niet leuk vind?” Dat was het moment dat Marcel op het idee kwam om een Supermotoschool op te zetten. Zo gezegd zo gedaan en in samenwerking met zijn sponsors Yamaha en Maxxis/Goldspeed zette hij de Supermotorschool.nl op. Het blijkt meteen een groot succes want bijna iedere lesdag zit vanaf het begin al vol . “Wat je beleeft op zo’n dag is dan ook ongekend leuk” zegt Marcel enthousiast.  99% van de cursisten gaan met een “bigsmile” naar huis. Rijders leren op deze dag wat Supermoto nu eigenlijk werkelijk inhoudt en het bevordert ook nog eens je rij technieken. Deze formule is de basis van het gigantische succes van de school. Als je de “skills” van het motorcrossen al bezit is het geweldig om na je crosscarriëre de overstap te maken naar de Supermoto . Van het crossen naar de weg blijkt een stuk makkelijker dan andersom. Het platleggen van de motor, het zandgedeelte waar je toch ook een behoorlijke beheersing voor nodig hebt  omdat je daar op slicks uit de voeten moet kunnen. Ook de remtechnieken komen stevig aan bod wat voor een crosser ook weer goed bruikbaar. Wat verder ook heel mooi is om te zien is dat je met regelmaat cursisten  terug ziet  in de wedstrijden. Mannen en vrouwen die na een cursus de stap maken om een KNMV licentie aan te vragen en zo deelnemen aan wedstrijden. “Dat is toch super om te zien?”, lacht Marcel met een trotse blik.

“MvD Racewear”

Naast zijn rijschool ontwerpt en produceert hij nu ook de kleding voor deze, toch wel wat ondergewaardeerde, tak van motorsport. “MvD Racewear” is nu al een zeer gekende naam in de internationale Supermoto wereld. “Van alle rijders die hier in Nederland aan de start komen is ongeveer 35% “ingepakt” met “MvD” kleding. Als enige levert “MvD Racewear” een pak bestaand uit  twee delen. Het jasje is afritsbaar en dat is zeker fijn voor de rustmomenten tussen de manches. Voorheen deed je je bovenstuk uit en dan hing dat aan je lijf te bengelen. Nu rits je het bovenstuk er af en loop je toch wat makkelijker rond in je shirtje. Ook levert MvD cross shirts voorzien van alle gewenste opdrukken. Naast de Supermoto kleding is hij onlangs ook begonnen met een “BMX lijn”.  Ook hierin gaan de verkoopcijfers gestaag omhoog. Om het helemaal compleet te maken komt er in 2015 ook een eerste lijn MX broeken in de schappen te liggen. Welllicht is het mogelijk ook in deze tak wat markt te veroveren. Marcel leeft van het lesgeven en de kleding verkoop. “Het kost me veel tijd en energie maar ik heb het er graag voor over” Een groot deel van de verkoop is export. In veel landen zijn er al dealerschappen afgesloten. Om in de stille wintermaanden ook nog een beetje aan het werk te blijven is hij onlangs begonnen met “team en werk” kleding.

De school ligt nu even stil maar gaat vanaf april weer van start. De cursusdata staan nu al weer op de website; www.supermotorschool.nl Voor het nieuwe seizoen zijn er weer 8 nieuwe Yamaha motoren aangeschaft om de toekomstige cursisten een dag te laten beleven die ze nog lang zullen heugen.

“Opgeven nooit!”

Dat Marcel een veelzijdig mannetje is krijg ik wel in de gaten. Zeker als hij me vertelt ook nog een Parijs Dakar te hebben meegereden. Dat wist ik dan weer niet. Met het “Yamaha Holland Team” stond hij daar in 2006 aan de start, samen met Frans Verhoeven en Henk Knuiman.

Zelfs voor een ervaren rijder als Marcel was dat een hele omschakeling. Hij kwam er al snel achter dat rally rijden een hele andere tak van motorsport is. “Je rijdt daar, in tegenstelling tot wat ik gewend was, nooit op 100% van je kunnen.  Je mag en moet altijd maar op 70% rijden om je krachten te verdelen over de lange ritten. Dat is iets wat ik daar door schade en schande wel heb geleerd.  “Het is schitterend om zo’n spektakel eens mee gemaakt te hebben.” Het kost enorm veel voorbereiding, tijd en natuurlijk geld. “Ik zeg nooit nooit, maar het was voor mijn gevoel wel een eenmalig iets” , ook omdat de tijd gewoon ontbreekt.

“Ik begon er aan met veel goede moed maar had al meteen pech op de tweede dag.” Mijn onsteking werkte erg onregelmatig waardoor ik van plaats 17 kelderde naar een plaats ergens in de 220.  Ondanks deze ellende kwam Marcel  nog mooi terug naar een 48e plaats. Zijn tong had hij half doormidden gebeten doordat hij bij het over de kop slaan met zijn kin op zijn stuur terecht was gekomen. Die dag heeft hij ook zonder zijn broodnodige navigatie moeten rijden. Bijtend in het stof van zijn voorgangers probeerde hij toch de finish te bereiken. “Opgeven nooit!” 5 km voor de finish reed hij ook nog eens in een ravijn omdat hij door opwaaiend stof niet kon zien dat er een stuk weg volledig weggespoeld was. Onder het bloed kwam Marcel over de finish en met de tranen in zijn ogen dacht hij weemoedig aan het thuis front. “Ja, op de Dakar rally krijgen ze de grootste mannen en vrouwen klein” Dankzij de “peptalk” van mijn geweldige teammaten herpakte ik mezelf en ging ik steeds beter rijden. De laatste dag was de slotproef rond het “rose meer”. Het was net een grote crossbaan dus helemaal mijn ding. Helaas werd deze heat geneutraliseerd en kon ik mijn etappezege op mijn buik schrijven. “Nee, mij zul je er niet snel meer zien”

“alleen als het mooi weer is”

“Komend jaar zal ik zo af en toe nog wel eens een wedstrijdje rijden, maar alleen als het mooi weer is”, zegt hij lachend. Nu ga ik me vooral bezighouden met mijn zoontje, misschien wel mijn opvolger, Jayson. We zijn de eerste week van november begonnen met crossen, nadat hij op 11 oktober 6 was geworden.

Wat hij nu al blijkt te kunnen met zijn PW 50 cc is naar mijn mening ongekend. “Neem zelf eens een kijkje op mijn face book en oordeel zelf” “Ik kan alleen maar zeggen dat ik weinig mannetjes ken die in 5 weken tijd al zo kunnen rijden. Ik weet het, ik zie het wellicht door een roze bril omdat het mijn zoontje is, maar toch”. Zijn ogen glinsteren.

“Wie weet begint mijn reis wel weer van voren af aan…”

“liefde op het eerste gezicht”.

De witte “oversized” bus staat netjes gewassen voor de deur. Stefan doet open en geeft me bij binnenkomst een stevige hand. Dat hij zijn CIOS opleiding net heeft afgerond is hem goed aan te zien.

Hij straalt conditie uit. Geen grammetje vet op zijn lijf en bovenbenen waar menig wielrenner jaloers op is. Zusje Amber zit “in” haar telefoon aan de eettafel.  Ze stelt zich voor en zegt netjes “U” tegen me. Een knap kind met fatsoen. Vriendelijk ook, maar dat “U” had dan weer niet gehoeven. Ook Stefans vriendin Heidi Rovers is aanwezig in “huize Hage”.

Een meer dan mooie verschijning met een meer dan grote bos zwart krullend haar. Het is een nog korte maar zichtbaar liefdevolle relatie die ontstond uit een “liefde op het eerste gezicht” moment. Heidi had eigenlijk helemaal niks met cross. Ze was als “oppas”met haar broertjes meegegaan naar Aagtekerke. “De jongens wilden zo graag”, zegt ze lief. In de tent kwamen ze elkaar tegen. Een van Heidi’s broertjes kwam een handtekening halen bij de winnaar van de dag. “Jij krijgt een handtekening als ik het telefoonnummer van je zus krijg”, zei Stefan subtiel, en zo begon het. “Mijn sport komt op de eerste plaats, dat weet ze.”, zegt hij lachend terwijl hij haar goed vasthoudt. Heidi knikt overtuigend en is het daar helemaal mee eens. “Hij doet en laat er alles voor, dat respecteer ik ten volste”. Ik vraag het niet maar wellicht is dat ook hetgene wat haar zo aantrekt in hem. Karakter en doorzettingsvermogen zijn zeker geen vervelende eigenschappen als het om je partner gaat.

“verziekt”

Als klein mannetje maakte hij Borssele al onveilig op een PW met zijspan. Bij gebrek aan een bakkenist lag er een dikke zak zand naast hem zodat hij in balans zou blijven. In die tijd kon er nog veel. Het Yamaha’tje maakte weinig tot geen herrie waardoor Stefan ongestoord zijn gang kon gaan terwijl vader Peter de kleine nauwlettend in de gaten hield. Rijden, rijden en nog eens rijden. Vele meters maakte hij met zijn combinatie tot Peter in de gaten kreeg dat er eigenlijk geen weg meer terug was. Peter crosste zelf ook en vond het prachtig de kleine Stefan rond te zien gaan. Wel altijd met een bepaalde angst. Als het mis zou gaan op de een of andere manier zou hij zich toch wel erg schuldig voelen. Hij had hem immers zelf “verziekt” met het cross virus. Lang ging het goed en fors vooruit. In de 65 cc kreeg hij het ineens goed te pakken en ging mee vooruit met jongens als Max Anstie, Roberts Justs en Steven Clarck. Hij leerde veel en snel en bleek daarbij toch over wat meer talent te beschikken als de massa. Hij stormde door naar de 85 en reed daar ook goed mee met de kleine “groten.”

“We hebben veel meegemaakt samen.”

De overstap naar de grote wielen viel op de een of andere manier niet op zijn plaats. Terwijl hij toch altijd erg gecontroleerd en berekenend reed kreeg hij veel met pech af te rekenen. Hij brak armen en benen en werd zodoende een vaste klant in het Belgische ziekenhuis. “Je weet de weg he”, zei de arts toen Peter telefonisch meldde dat ze onderweg waren. Voor de zoveelste keer. Iedere keer als Stefan weer “op de been” was na zijn therapie besefte hij dat zijn groei in die tijd had stilgestaan. Zijn “concurrenten” die blessure vrij waren gebleven waren duidelijk doorgegroeid waardoor de achterstand op deze jongens steeds groter werd. De pech bleef hem achtervolgen zonder een aanwijsbare reden te kunnen vinden. “We hebben veel meegemaakt samen.” Veel successen maar zeker ook veel dieptepunten. “Als je ergens op een verlaten circuit in Frankrijk je zoon van de keiharde baan af moet plukken met gebroken armen ga je jezelf echt wel eens afvragen waar je mee bezig bent.”

“Waarom zit je eigenlijk in een rolstoel?”

Op 17 jarige leeftijd kreeg hij, na weer een revalidatie, een aanbod om enduro’s te gaan rijden voor het team van KTM Nederland. Om de “cyclus van ellende” te doorbreken heeft hij die stap genomen en dat deed hem duidelijk goed. Het bleek meer “zijn ding” dan verwacht en deed vervolgens serieus mee voor het kampioenschap. Zijn eerste seizoen promoveerde hij na twee gewonnen wedstrijden in het NK, direct naar de inters. Halverwege het seizoen mocht hij als 18 jarige mee naar het EK wat hij “bekroonde” met een tiende plaats. Mede door deze prestatie werd hij vervolgens door de KNMV ook nog eens geselecteerd voor de zesdaagse in Finland. In zijn derde jaar als endurorijder ging het op de KTM dag vreselijk mis. Op een simpele hindernis sloeg hij voorover van zijn motor af en belandde met zijn voeten naast zijn hoofd. Zijn rug brak niet maar knikte volledig waardoor hij het gevoel in zijn onderlichaam, vanaf de navel, helemaal kwijt was. Er werd gevreesd voor een dwarslaesie. Het duurde lang voor er weer een klein beetje beweging terugkwam. Vanaf dag één doorbrak hij de negativiteit om hem heen met de woorden; “komt allemaal goed, ik ga gewoon weer lopen.” Dat gevoel had hij al meteen. Uit de onderzoeken bleek ook dat die mogelijkheid zeker aanwezig was. De “kabels” waren niet kapot maar hadden wel een flinke opdonder gehad. Precies in die periode kreeg Stefan een uitnodiging van KTM Italië, die nog niks van zijn blessure hadden vernomen, om als semi-fabrieksrijder deel te nemen aan het WK enduro kampioenschap. Na lang overleg met vader Peter zijn ze toch gewoon afgereisd naar Milaan. In een rolstoel kwam hij binnen en na een lang gesprek keken ze hem nog eens goed aan en vroegen; “Waarom zit je eigenlijk in een rolstoel?” In grote lijnen legde Stefan de Italiaanse delegatie uit wat er gebeurd was. “Komt het allemaal weer goed denk je?” vroegen ze als laatste. “Natuurlijk komt het allemaal weer goed” zeiden Stefan en Peter met een strakke, zelfverzekerde blik. Uiteindelijk ging de deal niet door, helaas.

Hard zijn, streng en consequent.

Langzaam maar zeker kwam het gevoel terug en dat gaf Stefan weer kracht. Met de wetenschap dat het “technisch gezien” nog mogelijk was weer helemaal gezond te worden heeft hij alles gegeven. Soms zelfs te veel. Een geluk bij het ongeluk was zijn superfitte lichamelijke gesteldheid. Hij wilde vooruit en liefst zo snel mogelijk weer op de motor zitten. Stefans ouders hadden wel hun bedenkingen maar wisten ook dat hij niet tegen te houden was. De therapeuten met spierpijn achterlatend zat hij in “no time” weer op de fiets. De eerste keren op de motor waren teleurstellend te noemen. De starts waren zoals hij gewend was super, maar na een paar ronden kreeg hij uitval van functies in zijn onderlichaam en moest hij in het rennerskwartier van zijn motor getild worden. De uitvallen bleven gelukkig steeds langer weg tot het moment dat het helemaal verdween. Het leek alsof er een knop in zijn hoofd “omgezet” was want het rijden ging boven verwachting. Heel snel zat hij alweer op zijn oude niveau. In plaats van dat hij bang was weer een soortgelijk iets mee te moeten maken werd hij alleen maar zekerder van zichzelf. Fysiek in topconditie en nauwelijks te betrappen op een fout. Ik heb hem meermaals zien rijden en dan valt zelfs mij op dat hij weet waar hij mee bezig is. Hij doet dingen waar ik van droom, maar alles volledig onder controle. Mooie lijnen, vette sprongen, alles zit erbij. Afgelopen seizoen heeft hij laten zien uit welk hout hij gesneden is. Hij heeft laten zien hoe belangrijk het is niets aan het toeval over te laten, motorisch en lichamlijk. Wil je naar je persoonlijke top dan zul je moeten offeren. Hard zijn, streng en consequent. Ik had hem ’s avonds een keer op de app. Hij brak het gezellige onderonsje rond tienen af met de woorden. “’T is tijd, ik moet gaan slapen. Morgen moet de kabel strak”. Dat zegt mij genoeg.

Geld is altijd een “issue”

“Natuurlijk kan ik hem wel op een motor zetten, maar het  is meer dan dat alleen”, merkt vader Peter op. Peter Hage is eigenaar van Motor 2000, met een KTM dealerschap, in het Zeeuwse Heinkenszand. “Ik hoorde wel eens een opmerking van een jongen zegt Stefan. Hij zei; “Da’s lekker makkelijk als je pa een motorzaak heeft. Die trekken alles zo uit de winkel.” Een typische opmerking van een kind zonder levenservaring. “Natuurlijk kan ik er een uit de etalage trekken. Het probleem is alleen dat er op dat moment een financieel gat valt wat niet opgevuld zal worden” zegt hij wijs.  Jongens en meisjes die op Stefans niveau rijden weten heel goed dat er veel verandert naarmate je harder rond gaat. Hogere snelheden en sprongen vergen veel van de machines. Frames, wielen en banden hebben het zwaar te verduren. Ook een zuiger moet erg hard op en neer en moet met grote regelmaat vervangen worden. “Dan heb ik het nog niet over de brandstof van motoren en het vervoer om op de cross te kunnen komen”, zegt Peter met een bedenkelijk gezicht. Tolwegen in het buitenland, licencies en ga zo maar door. Veel rijders hebben met hetzelfde probleem te kampen. Geld is altijd een “issue” en het blijkt ieder seizoen weer een moeilijk verhaal om alles sluitend te krijgen. Er zijn wel teams, maar er zijn ook heel veel rijders die graag willen en goed kunnen. “Het clubwedstrijdje en crossje in de buurt hebben we wel gehad.” Niet negatief bedoeld natuurlijk. Alle respect voor de clubs en medewerkers. Stefan rijdt er graag een paar mee tussendoor maar het ONK en OZK heeft wel de voorkeur nu. “Je wil vooruit en eruit halen wat er in zit, hoe hoog dat ook mag zijn”, zegt Stefan eerlijk. Er zijn wat gesprekken gaande maar niets is nog duidelijk op dit moment. “We hebben het altijd graag in eigen hand gehouden”,zegt Peter, “maar qua kosten en mogelijkheden zit je op een bepaald moment ook zelf aan je plafond.”

“loslaten”

Niet dat hij denkt het allemaal beter te kunnen, maar het gaat ook over het “loslaten” van je kind. Natuurlijk, als je bijna 20 jaar achter je zoon z’n motor hebt aangelopen is het heel moeilijk om hem op een gegeven moment “weg te geven”, ook al is dat vaak dan wel het beste. “Ja, om heel eerlijk te zijn is een team erg welkom, maar dan wel onder de juiste voorwaarden.” Een team is pas een team als alles klopt. Dat is al meermalen bewezen bij welke sport dan ook. Als het klopt heb je rust in je hoofd en lijf. Alleen dan kun je maximaal presteren. Als ik nog wat afwijk van het verhaal, samen met Peter en een flesje bier staat Stefan op. “Ik ga naar bed, moet er vroeg uit” zegt hij. “Moet je morgen werken?” vraagt zijn moeder. “Nee, later pas, maar ga eerst fietsen” zegt hij weer en bedankt me netjes met een hand. Als hij weg is kijkt Peter me lachend aan. “Hij klinkt wat triest maar om eerlijk te zijn is die fiets het enige wat hij heeft op dit moment. Zijn “brommers” zijn ingeleverd.”

Stefan heeft alles in zich om lekker mee te kunnen draaien in de Nederlandse top.

Eventjes wachten nog…

Het is al donker als ik in Rijssen aankom. Henk heeft me waarschijnlijk al een keer voorbij zien rijden want ik zie hem in het schijnsel van het garagelicht heen en weer lopen. Het huisnummer was moeilijk te zien, vandaar. Hij begroet me erg netjes en beleefd. Het is voor mij een eer er te zijn maar ik krijg eenzelfde gevoel van hem terug. Hij was net zijn loods aan het afsluiten. Henk runt al 25 jaar een autorijschool, samen met zijn vrouw. “Ja, sturen kun je wel” zeg ik lachend. Henk lacht ingetogen terug en loopt voor me uit naar binnen. Er staan twee hele nette “Old time” Honda’s naast elkaar. Enduro’s uiteraard want Henk crosst niet meer. “Op het circuit is het me iets te gevaarlijk” zegt hij terwijl we naar boven lopen. “Wat ik in mijn hoofd nog weet en denk te kunnen, kan mijn lichaam niet meer aan. Daar schuilt het grootste gevaar”. De reflexen van vroeger zijn er niet meer en dat is natuurlijk logisch. “Op de remknippen schiet ik dan gemakkelijk met m’n handen van het stuur, met alle gevolgen van dien”. “Ik denk wel dat ik snap wat je bedoelt” zeg ik en hij kijkt me aan. “Dat zullen er wel meer herkennen” zegt hij lachend.

“Het was ongelofelijk mooi, heftig, maar vooral veel te kort”  Trots laat hij een kamertje zien. Zijn kamertje. Er hangen oude shirts, een originele broek van Brad Lackey en er staan vele mooie, zuurverdiende, bekers van weleer. Alleen wat voor Henk het belangrijkste is heeft hij bewaard. “Ik sleepte alles maar mee iedere keer tot mijn vrouw zei, “wat moet je er allemaal nog mee?”. “Op deze dingen hier na heb ik vrij makkelijk afscheid kunnen nemen van de waardevolle “rommel”.” Er hangen prachtige foto’s aan de wand. Eentje in zwart wit van een hele vette kopstart. Niet zomaar eentje want er zijn alleen maar grote namen te zien aan weerskanten van de ontketende “Seppie”. Onder anderen Carlquist, Noyce, Lackey en Malherbe hebben daar het nakijken. Zorgvuldig pakt hij de foto van de muur. Inderdaad schitterend. “Het was ongelofelijk mooi, heftig, maar vooral veel te kort” mijmert hij, starend naar het stoffige glas dat het juweeltje al jaren beschermt.

“Dan ga je maar verder op een motor van ons”  Het begon allemaal toen Henk zijn brommertje verkocht. Voor dat geld kocht hij bij Motor Oost een tweedehands crossertje. Een Honda Elsinore 125 ging mee naar huis. Zeker niet gepushed door zijn ouders, integendeel. Zijn vader had er helemaal niks mee en vond het vooral geldverspilling. Zijn moeder was er niet op tegen en gunde het hem wel, maar daar was ook alles mee gezegd. Dat het een goede keus was bleek al snel. Henk reed drie wedstrijden waarvan hij er twee won en eentje tweede werd. Meteen daarna in een volgende wedstrijd reed hij het dingetje in de soep en was hij al meteen “klaar met spitten.” Terug bij Motor Oost reed hij zijn Honda binnen. Op de vraag wat er aan de hand was zei Henk; “Geen idee, hij doet het niet meer”. Het blok was zodanig stukgelopen dat een reparatie, in ieder geval voor Henk, niet te betalen was. Tot zijn Henks grote verbazing waren zijn prestaties niet onopgemerkt gebleven. “Dan ga je maar verder op een motor van ons” kreeg hij te horen en hij kon zijn oren niet geloven. Dankbaar nam hij het aanbod aan en daar is het allemaal mee  begonnen. Henk werd in 1978 meteen Nederlands kampioen bij de 250 cc junioren. Ieder jaar ging het sneller en werd hij harder. Er werd serieus rekening gehouden met de snelle man uit Rijssen. Motor Oost bleef het talent steunen. Henk kreeg het aanbod om mee te dingen naar het kampioenschap in de 125 cc bij de Inters waar hij vervolgens in 1980 en 81 op het hoogste schavot stond. Hij groeide nog steeds. Een logisch vervolg was geweest dat hij door zou stromen naar de 250 cc maar Honda besliste anders. Er was op dat moment gebrek aan een “tweede” rijder naast Toon Karsmakers dus Henk stootte automatich door naar de “koningsklasse”, de 500cc. Daar moest het gaan gebeuren. Henk reed boven verwachting. Nog steeds en trouw gesteund door Motor Oost streed hij met de groten. De mannen waar hij nog niet zo lang ervoor tegenop keek stonden nu naast hem aan het hek. Nuchter als hij is was hij dan ook niet onder de indruk. De “groten” hadden zichtbaar last van de gedreven Rijssenaar. In vergelijking tot veel andere rijders uit zijn streek had hij het op alle banen naar zijn zin. Zand, hard, stof of modder, het maakte hem niet zo veel uit. Helaas, net iets te vaak had hij pech. Lekke banden op cruciale momenten hielden hem vaak bij de broodnodige punten uit de buurt en zo ook van het podium. Henk deed er alles voor en trainde hard.

“Ik zat zwaar, maar dan ook echt zwaar onder de medicijnen.”  Op een koude trainingsdag, na een sessie van drie kwartier, want zo lang duurden de manches vroeger nog, reed hij in zijn laatse rondje kort langs een boomstronk. Een uitstekende wortel boorde zich dwars door zijn kunststof laars heen en trok zijn hele enkel open tot aan het bot. Doordat de slagader gevaarlijk geraakt werd was het bloeden haast niet te stelpen. Henk werd door zijn maatje achterin de wagen gelegd en professorisch bonden ze zijn voet af met een theedoek. Eenmaal in het ziekenhuis bleek de “bemanning” onderbezet. Op vrijwel hetzelfde moment werd er een jongen binnengebracht die er net even wat erger aan toe was als Henk. Henk moest dus gewoon wachten terwijl de ontbrekende anestesist aan het tennissen was en niet te bereiken bleek. Het spoedgeval naast hem overleed ter plekke aan zijn verwonding. “Ik hoorde het aan zijn hartslagmeter”. Doordat het zo lang duurde was Henks slagader niet meer te repareren. Die paar uur zijn funest geweest voor zijn carriere. Een drama was het eigenlijk. Kort na de hechting van de wond bleek een deel van zijn voet zwart te worden door afsterving. Iedere keer moest er een stukje geamputeerd worden tot hij uiteindelijk de helft van zijn voet nog maar over had. Dit gruwelijke proces ging gepaard met hevige pijnen die onderdrukt werden door zware pijnstillers. De pijn verdween wel voor het grootste deel maar de medicijnen hadden een negatieve invloed op zijn mentale systeem. Henk was zichzelf niet meer en veranderde. Pijn en frustratie, vermengd met veel pillen en spuiten maakten een ander mens van hem, en zeker niet in positieve zin. Het scherpe was er af. Zijn laars werd aangepast en zo ook zijn rempedaal. “Ik heb echt goed leren remmen met mijn voorrem in die tijd.” Dat dan weer wel. Mijn vrouw heeft het er ook moeilijk mee gehad. Ik was anders en dat stoorde natuurlijk ook in onze relatie. Nooit heeft ze er wat van gezegd, nooit heeft ze me iets kwalijk genomen en dat typeert haar wel. Ze wist hoe ik zonder die rommel altijd geweest was en steunde me daarom in alles. In die tijd was ik echt wel eens ongezellig en zeker niet de man waar ze ooit verliefd op was geworden. “Ik zat zwaar, maar dan ook echt zwaar onder de medicijnen.” Een constante en helse pijn was het, dag in dag uit. “Flauw ben ik echt niet maar ik had de pijnstillers heel hard nodig.” Ik werd makkelijk en soms kon ik behoorlijk bot zijn, ook tegen mijn vrouw die dat zeker niet verdiende.” Het gebeurde zelfs dat Henk, tegen zijn principes, een biertje dronk, puur uit frustratie. Dat was het begin van het einde. Al met al is er veel te vroeg een einde gekomen aan iets wat nog heel groot had kunnen worden. Neergesabeld door het lot. Ik vraag hem of hij wellicht een keer wereldkampioen had kunnen worden. “Nou, daar twijfel ik aan, maar ik kon lekker mee en maakte toch maar mooi deel uit van de wereldtop”, zegt hij lachend. “Ik was nog in de groei, dat wel, dus je weet nooit hoever je uiteindelijk gekomen zou zijn”.

“Da’s een mooie jongen” Karakterman als hij is heeft hij zijn leven opgepakt en samen met zijn vrouw heeft hij  een prachtige zoon, Kelvin genaamd “Da’s een mooie jongen” zegt Henk trots. Het is een “knappe gast” maar Henk heeft het dan specifiek over het prachtige karakter. Kelvin heeft wel de “noppengenen” meegekregen en samen genieten ze dan ook van de mooiste enduroritten. Kelvin is een allround sportman met karakter, net als zijn vader. Pas nog deed hij mee aan de “Strong Viking” run in Spaarnwoude en even eerder aan de “Ficherman Strongmen” run in Nijverdal. Afzien en je horizon verleggen, telkens weer. Henk rijdt nog maar wel steeds minder. Twee jaar geleden won hij nog een internationale endurorit. Ja, rijden kan hij nog steeds. Zoiets verleer je ook niet. Technisch en strak sturend weet hij nog steeds de juiste sporen te vinden.

Henk Seppenwoolde. Een oude rot maar wel eentje met karakter..

Op een zomeravond, het moet 1982 geweest zijn, ben ik de laatste hand aan het leggen aan mijn grote liefde. Vandaag een clubwedstrijd gereden en morgen MON, dus poetsen geblazen.
Altijd als ik klaar ben start ik hem nog even. Gewoon om helemaal zeker te zijn. Ik rijd twee keer heen en weer in de doodlopende straat waar we wonen en zet hem met een gerust hart tegen de schuurdeur. “Hé, da’s een mooi ding”, hoor ik achter me. Mijn vader heeft een vriend op visite die me hoorde rijden en komt er geinteresseerd bij staan. “Ik heb vroeger ook gecrossd”, zegt hij stoer en doet een stap naar mijn blinkend juweel.
Hij pakt het stuur vast en doet wat iedereen doet die geen motor rijdt. Hij draait een paar keer aan de gashendel en laat de schuif onder in de carburateur knallen. Dan trekt hij een paar keer aan de koppeling en doet weer een stapje achteruit. Heel bang ben ik voor de vraag, waarvan ik zeker weet dat ie komen gaat. “Mag ik eens proberen?” zegt hij dan toch en ik sta voor een dilemma. Het is tenslotte een vriend van mijn pa en daarbij heeft hij gecrossd, ooit, ergens, zegtie.
Ik besluit het risico te nemen en geef hem wel mee dat het een “500” is en dat zo’n ding redelijk hard trekt. “Ben wel wat gewend” zegt hij lachend en stapt op mijn “beste vriend.” Bij de eerste twee trappen slaat mijn maat protesterend tegen de man zijn enkel waarna ik hoop dat hij het opgeeft. De derde keer krijgt hij hem dan toch aan de gang. Hij geeft een paar keer goed gas en besluit dan de koppeling maar in één keer los te laten. Vervolgens trekt hij hem na een meter of tien achterover met de gas bijna helemaal open. De man is maximaal uit zijn pak gescheurd en zit helemaal onder de schaafwonden.
Ik moet lachen en huilen tegelijk. Mijn dierbare motor ligt daar, benzine huilend en zwaar geschaafd in de goot van de straat.
Als ik naar de plek des onheils loop heb ik helemaal geen oog meer voor de ontredderde man op de grond. Starend loop ik naar mijn motor en pak hem liefdevol op. Ik voel me schuldig. De man excuseert zich misschien wel 20 keer maar daar reageer ik niet eens meer op. Triest duw ik mijn Oostenrijkse vriend naar de schuur. Stuur krom, handvat gehalveerd en de zijkappen helemaal onder de krassen. Ik zet hem weer tegen de schuurdeur en schiet vol.
Sorry vriend, ik zal het nooit meer doen…