Daar ligt hij dan. Zijn motor staat in tegenstelling tot normaal nog vies in de garage. Hij kan niets en mij boeit het stom genoeg even niet zoveel. De geschilderde crosslaars op zijn gipsen been verraadt zijn passie en geeft aan wat hij zo snel mogelijk weer wil gaan doen. Nu begrijp ik mijn ouders die zich lang geleden volgens eigen zeggen geen raad wisten met de vrije weekenden, nadat ik wegens aanhoudende blessure-ellende stopte met de actieve cross. Het is leeg. Natuurlijk, je kunt gaan kijken, maar dat vult die leegte maar minimaal. Eigenlijk verergert dat de pijn alleen maar. Tenslotte wil je maar één ding en dat is rijden. Het gaat goed met wond en botgroei. Gelukkig wel, maar de weg is nog lang. Zijn seizoen begon laat en is ook alweer voorbij. Herstel  is normaal gezien zo goed als volledig gegarandeerd, maar iedereen weet dat er werk aan de winkel is. De conditie en soepelheid verdwijnen vier keer zo snel dan het opgebouwd werd. Dat hij weer opstappen zal is duidelijk, wanneer dat zal zijn ligt nog open. Zoals de arts verwonderlijk antwoordde op de vraag van zijn meisje of hij ooit weer zou kunnen crossen; ‘ Crossers zijn crossers. Zodra het gaat stappen ze gewoon weer op’ . Het klopt, littekens blijven maar de pijn vergeet je…