The Kid is gone
Er wordt een auto gestart bij de buren van mijn moeder.
Een zwaar brommend geluid zoekt zijn weg door de bomen van het Wuustwezelse bos. Zeker tien minuten later hoor ik de deuren weer slaan en een spierwitte BMW M3 rijdt langzaam het terrein af.
Met een slakkengang maar wat hoger in toeren rijdt de bolide het zandpad af naar de hoofdweg, terwijl het automatische hek zich gehoorzaam sluit. Vanuit de tuin kijk ik hem na. Op het Belgische kenteken staat “kid”.
Ja, Kevin Strijbos woont naast mijn moeder. Als hij de hoofdweg opdraait gaat standaard het gaspedaal naar beneden. Tot ver in zijn derde versnelling blijf ik het geluid volgen tot het langzaam opgaat in de bosgeluiden.
Ik weet nog dat ik haar wat langer geleden belde en ze me vertelde dat het huis van de buurvrouw verkocht was aan een “crosser”. “Misschien kun je eens samen gaan rijden”, zei ze nog. Het sprak een tijd lang tot mijn verbeelding.
Ik, al heel mijn leven gek van motorcross, heb een moeder die gewoon naast Kevin Strijbos woont! Natuurlijk is Kevin ook gewoon een mens, maar toch. Altijd als ik hem zie zit hij in zijn witte kanon, kijkt opzij en zwaait vriendelijk.
Kevin is geen bravourmannetje. Een rustige kerel eigenlijk wel. Ik weet nog dat ik bij mijn moeder in de bank zat en er op het raam geklopt werd. Ik doe de deur open en er staat een jongetje in de schemer met een petje op waardoor ik zijn gezicht niet goed kan zien.
Ik dacht eerst aan de buurjongen van de andere kant, dus vraag hem wat er aan de hand is. Het mannetje vraagt of ik misschien mijn busje even opzij kan zetten omdat hij er niet langs kan. Ik schiet snel mijn schoenen aan en de jongen draait om en loopt voor me uit. Op de rug van zijn jas zie ik een groot “Hens” logo en diverse andere crossuitingen. Pas dan besef ik dat het Kevin is. Ik zet mijn bus opzij en loop naar hem toe. “Hee Kevin, nu zie ik het pas”, probeer ik en hij draait om. “Oh, kent u me dan” zegt hij schuchter. Ik leg hem mijn crossverleden, in een hele kleine notedop, uit en het verbaast me eigenlijk dat hij blijft staan en naar me luistert. Hij geeft antwoord en stelt me zelfs nog een vraag.
Op dat moment sukkelt hij met wat langslepende blessures, maar verzekert me dat het allemaal goed gaat komen. “Zeker en vast”. Hij weet dat ik twee jonge jongens bezit en stelt voor, een keer met z’n allen te gaan fietscrossen op de baan in zijn tuin achter het huis. De volgende dag laat hij zijn opa, die het landgoed onderhoudt, twee gesigneerde posters afgeven voor mijn jongens. Kevin is rustig, bedeesd, netjes, en vooral heel vriendelijk.
Een paar weken geleden had ik mijn moeder weer aan de telefoon. “Kevin is verhuisd naar Lommel” zei ze en ik baalde. Vraag me niet waarom want we waren geen vrienden. Misschien vond ik het wel gewoon stoer om te kunnen zeggen dat Kevin mijn moeders buurjongen was, ik weet het niet.
Nu mis ik het brommen van de M3. Zijn vriendelijke lach en zwaai als hij voorbij reed. Nu kan ik alleen nog zeggen dat hij ooit naast mijn moeder heeft gewoond, en dat klinkt al een stuk minder spectaculair. Kevin, veel succes, het ga je goed. Ik kende je amper maar toch mis ik je wel een beetje…