RCUEr hangt een magische sfeer als ik het rennerskwartier van het circuit Horensbergdam in Genk oprijd. Ik weet het. Het zijn gewoon coureurs, mensen zoals iedereen, maar toch. De nieuwe Suzuki’s staan netjes op een rij. Ook gewoon motoren, maar toch. Voor mij is het in ieder geval een magisch gevoel.
Mannen waar ik huizenhoog tegenopkeek en kijk, en terecht, zijn hier en ga ik ontmoeten vandaag. Ik loop de trappen op richting tent en hoor iemand de baan op rijden. Jeff Stanton doet alvast een rondje om de net gevlakte en gesproeide baan te verkennen. Met het grootste gemak stuurt hij zijn Yamaha rond. Het kost hem gewoon geen moeite. Een zijn met je motor heet dat geloof ik. Jeff Stanton, Ricky Carmichael, Jeff Emig, Jamie Dobb en Stefan Everts zijn er. Helden van toen, legendes van nu.
Ik besluit eerst even de sfeer op te snuiven en neem plaats op de betonnen tribune. Ik moest me aanmelden bij een dame, Naomi genaamd, maar die kan wel even wachten. De zon heeft besloten er samen met het het massaal opgekomen volk er een onvergetelijke dag van te maken. Ik meld me aan en iedereen is supervriendelijk. Engelse “RCU” meisjes die me langs alle kanten bijstaan. “Hospitality” heet dat daar dan. Eentje uit de groep gaat drinken voor me halen en geeft me een programma van de dag. Ze legt uit wie ze zijn en wat ze precies doen. Da’s reclame voor de zaak denk ik nog, zo kan het ook.
Rijders lopen heen en weer naar de “check in” waar ze geregistreerd worden. Alles lijkt zo op het eerste gezicht perfect geregeld. Alle medewerkers netjes in dezelfde “Fox” kleding en iedereen mega vriendelijk. Het is inmiddels half negen en iedereen komt in crosskleding bij elkaar op het startterrein voor de introductie. De aangemelde rijders worden netjes welkom geheten en hen wordt beloofd dat het een onvergetelijke dag zal worden. Over dat laatste twijfel ik geen seconde. Dit wordt een mooie dag! De rijders worden “gesommeerd” hun motoren te halen voor een paar “warm up laps” tezamen met de instructeurs. Dit alleen is al machtig om te zien. De “helden” gaan op in de grote groep rijders, wetend dat ze gevolgd worden door de toeschouwers. Er komen dan al verschillende dromen uit.
Na de warming up worden de rijders in verschillende kleurgroepen verdeeld. Ricky, Stefan en Jeff Stanton krijgen een groep. Jeff Emig blijft in z’n casual kloffie omdat hij anderhalve week eerder zijn sleutelbeen brak. Dit terwijl hij er zo naar uitkeek zijn befaamde starttechnieken te demonstreren. Ik spreek hem er nog op aan. “Yeah, too bad. Looked so much forward to it” antwoordt hij beleefd en pakt weer naar zijn schouder. Ja, ze zijn beleefd en sympathiek m’n helden van weleer.
Voor er met de sessies begonnen wordt legt Stefan wat dingen uit over de lichaamspositie op de motor. De taal blijkt geen barriere te zijn en op 1 Franstalige jongeman na volgt iedereen het Amerikaanse geknauw met gemak en plezier. De Fransoos krijgt onmiddellijk een tolk uit de groep en het probleem is opgelost.
Vinger aan de koppeling, knieen licht gebogen en het liefst dansend op je voetsteunen, op je tenen. Probeer een te zijn met je motor. “Passion for the bike”. “Lean forward” Hoe meer contact je hebt met de motor, deste beter je zal begrijpen wat hij gaat doen. “You drive the bike, not the other way around”. De meeste gevallen van het alom bekende “armpump” komen volgens de heren door te gespannen rijden. Het valt me dan ook op dat geen van allen gespierde kleerkasten zijn. Is er balans, kun je de motor het werk laten doen. Niks trekken en sleuren. Aanvoelen en doseren. Het klinkt logisch, maar de praktijk is net even wat moeilijker.
RC en Stanton komen nog even aan het woord en daar druipt respect van af. Respect voor Stefan en dat is mooi om te horen. Wat Stefan presteerde kun je natuurlijk niet vergelijken met wat de “cowboys” in de States presteren. Niets is te vergelijken en niemand was de beste, “we were all damn great”!
Omdat ik er toch het dichtste bij ben besluit ik maar eens mee te luisteren naar de startlessen. Leuk om er uiteindelijk een keer achter te komen wat je 10 jaar lang verkeerd gedaan hebt. Wat ik dus nooit deed maar Jeff wel adviseert is de stand van de benen. De benen moeten voor de voetsteun waarna je je onderbenen als het ware om je motor klemt. Tenen op de grond en balans houden. Buikspieren aanspannen, licht naar voren hangen en niet meer bewegen tot de eerste bocht. Zou je willen schakelen kan dat met alle kanten van je laars. “Bang it up”. Nou, ook al helpt het niet, ik ga het wel proberen. Stoer is het in ieder geval. Jongens die terugrijden worden soms aangehouden door de “meester”.Het lijkt soms wel of hij het niet ziet maar pikt ze er wel uit. Kleine aanwijzing en nog een keer.
De tweede sessie loop ik naar Ricky. Hij legt uit hoe een bocht te benaderen. De bewuste bocht wordt door de meesten buitenom genomen. Er ligt een walletje en dat nodigt uit op zo’n harde baan. RC legt eerst zijn waterflesje midden in de bocht. Dat mogen ze niet raken en moeten het links passeren. Na het 5 keer uitgraven van de fles zet hij pilonnen weg. De helft redt het, de rest vlamt er tegen of overheen. “Stay still and watch” zegt hij zelfverzekerd en klimt op zijn geprepareerde Suzuki. Ik denk niet dat ik eerder iemand zo hard op een bocht aan heb zien komen en vervolgens weer bijna stil te zien staan. Hij doet wat hij eerder uitlegde. Laat remmen, voor en achter. Voor 80 en achter 20 procent. Laat de motor duiken in de bocht waardoor je de grip vergroot. Druk met je benen tegen de tank en duw met je rechterbeen de motor de bocht in. Wacht tot net over de helft van de bocht en draai terwijl je gaat zitten de gaskraan maximaal open. Rc “Rocket” laat het zien en knalt de hoek uit. Kippevel!
Ademloos wordt er gekeken, gelachen en aangestoten. De “meester” is in actie.
Er is respect. Er wordt geluisterd en geprobeerd. Dat doe je voor Ricky Carmichael. RC is grappig en brengt het leuk.
Vervolgens steek ik de baan over. Daar staat Stefan met een schop een kombocht uit te kappen. “Das weer ander werk” roep ik naar hem. Hij knikt, lacht vriendelijk en kapt door. Ik heb hem wat eerder wat rondjes zien doen. Het zal zeer zeker niet “volle bak” zijn geweest maar ik ben er zeker van dat hij helemaal niet zou misstaan in een willekeurige GP manche, ergens. Hij lijkt me nog steeds in perfecte conditie. Stefan “leert” ze het lange bochtenwerk. Vooral niet remmen, blijven staan met licht gebogen knieen, iets naar voren hangen en het gas er op. Het valt me op dat Stefans “Engels” welhaast perfect is. Ook de technische termen kloppen volgens mij behoorlijk. Knap. Stefan trapt z’n KTM aan de gang en doet er een paar voor. Over een meester gesproken. Bij rijders met zoveel motorbeheersing lijkt het allemaal zo makkelijk. Vandaar ook dat de meeste buitenstaanders een beetje neerkijken op de motorcrosssport denk ik. “Beetje rondjes rijden in het zand”
Na deze sessie is het “lunchbreak”. Er is een buffet verzorgd met veel kip, rijst en fruit. Ik lust zo’n beetje alles dus heb het goed naar mijn zin aan tafel. Onder het eten praat ik wat met de mannen van het circuit. Die geven aan dat ze met veel respect aangesproken en behandeld worden door de Yankees. Ze zijn netjes en beleefd en vragen voor ze iets gaan doen. “Das wel eens anders, geloof me” zegt een van de heren. Als iedereen zichtbaar uitgegeten is neemt de “time manager” J. Leale de “mike”. De man die onmisbaar de hele dag rondrijdt op zijn pitbike om de instructeurs zich aan het tijdsschema te laten houden. Er is een vragenronde voor de heren instructeurs. Netjes worden ze op een rijtje gezet en Leale vertolkt de vragen.
De mooieste circuits worden aangetipt.
De jeugd moet zonder druk op de juiste manier begeleid worden. Diezelfde jeugd moet na de 85 cc gewoon ver der op een 125 en buiten spelen en school blijven belangrijker dan het rondbaggeren in het zand.
Damon Bradshaw vond het stopwoordje van Emig uit; “Huckabuckin” around, wat hij veel gebruikt in zijn SX commentaren. Naar het schijnt nemen de kijkers in the States een “shotje” iedere keer als Emig het woord noemt.
Adam Cianciarulo mist volgens RC te veel door de aanhoudende blessures. Eerst de schouder en nu weer een beenbreuk. Hij heeft twijfels bij de carriere van AC. Desondanks, “he has the tools to do it”. Volgens Stefan komt het wel goed met hem.
Ken Rockzen is duidelijk door iedereen geaccepteerd door zijn charistmatische optreden naar buiten en zijn prestaties op de baan.
Stanton spreekt zijn respect uit voor het talent van JMBayle die zijn initialen indertijd in een grasheuvel schreef met de achterband van zijn crosser. Het duurde een uur of anderhalf voor hij klaar was. Vervolgens laadde hij zijn motor in en was weg.
Over het moment van stoppen zijn ze het allemaal eens. Op een gegeven moment komt dat moment gewoon. Dan besluit je nog twee seizoenen te rijden. Met die wetenschap in je hoofd wordt alles ineens makkelijker. Ook al weet de buitenwereld dan nog niks, er overkomt je een rustgevoel, ze zeiden de heren. Na 20 jaar opofferen is het gewoon tijd voor een volgend leven.
Als de vragen gesteld en beantwoord zijn dienen alle rijders zich te verzamelen voor een groepsfoto. Iedereen inclusief de instructeurs moet er op. Prachtig voor thuis en mooi voor later.
Na het eten en de fotoshoot zoek ik Jeff Stanton op. Die geeft achterin op het circuit “bochtenles” . Bochten binnen en buitendoor. Hoe aan te snijden voor een schans. Dat een binnenbocht uiteindelijk toch vaak de manier is tijd te winnen op een rondje, mits goed genomen uiteraard. Ook geeft hij aan dat als je ergens een binnenbocht wil gaan nemen, je er een meter of 200 van te voren al mee bezig moet zijn. Buitenbochtje kan en mag, maar dan wel het gas er op. Neem het circuit in je op zodat je weet wat er komen gaat. Een voorganger passeren plan je al een paar bochten van te voren. Klinkt ook weer erg simpel allemaal en eigenlijk weet iedereen het ook wel.
Als ik alle onderdelen “meegemaakt” heb besluit ik nog wat rond te lopen. Ik geniet van de dag en het “hier mogen zijn”.
Ik neem plaats op de tribune als alle rijders tezamen met instructeurs nog een laatste groepstraining mogen rijden. De toppers rijden door het hele veld en geven nog een lichte show weg. Vooral RC laat de rijders genieten. Hij zorgt dat hij gelijk de bult opgaat met veel van de rijders en kijkt dan al whippend hun kant op als dank voor hun komst. Hij kijkt, zwaait met armen en benen. Hij is niet zo groot en hij mag dan een paar kilootjes te zwaar zijn, het is en blijft een fenomeen met een charisma van een superster.
Als iedereen uitgereden is en plaats heeft genomen in de tent worden de certificaten uitgedeeld. Trots gaat iedereen in het midden van de “line” up nog een keer met de “guys” op de foto en dan is het klaar. Hier en daar worden er nog wat handtekeningen uitgedeeld en Stefan heeft nog een fotoshootje voor Fox. Met een halve liter “Monster” en een “goodiebag” loop ik met een gelukzalig gevoel de tent uit. Naomi zwaait nog en ik stap in m’n bus. “Verdomme” denk ik, “wat een mooie dag”, of nee; “Damn, what a great day it was”

Kevin en Yentl“and the reason is love” (Kevin Strijbos en Yentl Haazen.)
Ik twijfel een beetje of ik wel voor het juiste huis sta. Geen nummer op het huis en ook niets op de ijzeren poort. Als ik twijfelend besluit te draaien doet er iemand de voordeur open. Yentl, Kevins vriendin wenkt naar me.
“Hier is het hoor, je zit goed”. Ze is supervriendelijk en met een brede lach geeft ze me een hand. Ze laat me binnen in het mooie en vooral grote huis. Niet opzichtig, helemaal niet zelfs, maar gewoon veel inhoud. De binnenboel is nog een beetje “under construction”, maar wat klaar is is mooi. Ze doen zoveel mogelijk zelf waardoor het misschien wat langer duurt allemaal maar daar hebben ze beiden geen probleem mee. Kevin komt net de keuken uitgelopen en geeft me een stevige hand. Crossers hebben over het algemeen sterke handen. Het jonge stel neemt me mee naar buiten waar twee trouwe viervoeters me achterdochtig grommend aan staan te kijken. Ik geef nog aan dat ik geen hondenangst heb maar Kevin besluit het tweetal “op te ruimen” achter een stukje kippengaas. Daar nog een stoel tegenaan en klaar. Als dat die beesten tegenhoudt hoef ik niks te vrezen denk ik nog en neem plaats op het bankje van de tuinset. Veel ruimte, ook buiten. Het nieuwe gras ligt onder de sproeier en de honden raggen een beetje door de tuin. Als Yentl ziet dat ik tegen de zon in zit te kijken richting Kevin, vliegt ze meteen de parasol aan. Na een kort maar hevig gevecht heeft ze mijn gezicht in de schaduw. Heerlijk. Ben niet snel nerveus maar dit vind ik toch wel heel spannend. Ik “bestel” een waterke en er komt een karaf op tafel, nootjes en koekjes. Yentl merkt op dat het zelfgezuiverde water een beetje naar chloor smaakt en geeft het glas aan Kevin. Hij neemt een slok en kijkt haar aan. “Ik proef niks hoor” zegt hij droog. “Nou, ik proef er iets aan” zegt ze weer. “Gewoon niet meer van drinken dan” zegt hij met een met een smile. Het schijnt dat als je het harde water in die streek niet gewend bent, je er makkelijk buikpijn van kunt krijgen. Visite wordt dan ook standaard water uit de fles geserveerd, uit voorzorg.
Een beetje onwennig nog probeer ik uit te leggen wat mijn “drive”is om te schrijven. Uiteindelijk hoef ik mijn verhaal helemaal niet af te maken want ze hebben blijkbaar al eens wat van mijn verhaaltjes gelezen. Vereerd ben ik, heel erg zelfs. Yentl is een mooie vrouw, een model bijna. Netjes, verzorgd en megabeleefd. Als ik naar Kevin kijk moet ik denken aan Woody Harrelson. Een ongeschoren acteurshoofd met een nonchalant bedekt atletisch lichaam. Een iets te groot shirt met een korte broek en aan zijn voeten dubbelgetrapte sportschoenen. Het maakt hem niet zoveel uit. Geen bravour. Gewoon Kevin, that’s all! Ontspannen onderuitgezakt hangt hij in zijn stoel met zijn gehavende benen op de tafelrand. Kevin zit, zoals veel van zijn topsportgenoten, al vanaf zijn vijfde jaar op de motor dus heeft er al wat jaartjes op zitten. Het was allesbehalve een makkelijke weg. Een probleem was een beetje dat er na het niet af kunnen maken van zijn schoolopleiding eigenlijk geen weg meer terug was. Leren kon hij wel, maar had er gewoonweg de benodigde tijd niet voor. Er werd wel rekening gehouden met het bovengemiddelde crosstalent van de jongeling, maar Kevins tijd was altijd gewoon op! Lessen inhalen kon alleen nog als hij niet zou slapen, maar ook crossers moeten slapen. Zelf maakte hij de keuze en leverde een blanco formulier in bij de examens. Alleen zijn naam stond er op. “Ik had wel zomaar wat in kunnen vullen maar wist echt niet meer waar het allemaal over ging.” “Ik liep stage bij “Multi Air Filters” in Gooreind. Daar plakte ik de filters aan elkaar en op school moest ik laten zien hoe je een bedrijf begint. Waar je op moet letten en dat soort dingen. Ik had werkelijk geen idee”. Het blijft te allen tijde een gok om dan voor de sport te kiezen. Gaat het na een jaar of twee mis door een blessure of wat dan ook, sta je mooi zonder papieren en vervolgens ook zonder werk. ”Soms dacht ik vluchtig: wat als ik straks…, maar van zulke gedachten moet je gewoon af stappen.”
Hij maakte zijn opofferingen voor het leven als profsporter. Niet roken niet drinken. Niet uitgaan en trainen, veel trainen. “Ik merkte aan mijn omgeving dat ik getalenteerd was en wilde dat niet verloren laten gaan. Het is een keuze die je dan maakt, maar die was voor mij niet moeilijk. Het meest buitensporige feest wat hij zich kan herinneren was een kampioensfeest van Stefan Everts. Ook daar wist hij zich te beheersen. Kevin wordt niet zat, nooit. Springt niet uit de band en doet zijn werk met volle overgave en dicipline.
Kevin kende veel hoogte maar ook dieptepunten in zijn nog jonge leven. Jarenlang deed hij netjes wat er van hem gevraagd werd, dag in dag uit, week in week uit tot er in 2011 een omslag kwam in zijn levenspatroon. Kevins vader had het wel een beetje gezien op de cross en ging in die tijd eigenlijk nog weinig mee naar de wedstrijden. “In de tijd die volgde is hij een stuk zelfstandiger geworden.”aldus een zichtbaar gelukkige Yentl. “Je moet bepaalde dingen zelf gaan doen en oplossen, dat maakt je sterker.”, zegt ze en kijkt verliefd naar haar mannetje. Haar ogen glinsteren als ze over hem praat. Liefde en respect. Ook zijn relatie met Yentl heeft hem doen groeien. Weg vanonder de vleugels van zijn ouders, maar altijd met veel respect. “Die mensen hebben jarenlang alles voor me opzij gezet. De laatste centen gingen op aan mijn crosscarriere” vult Kevin aan. Wat dat betreft heeft hij nog altijd heel veel ontzag voor zijn ouders.
Ook naar zijn team toe werd hij meer volwassen. Veel vaker gaf hij aan wat zijn lichaam wel of niet wilde en daar werd naar geluisterd. Een team is een team natuurlijk, ook al gaat het niet overal zo.
Een aantal opvolgende blessures deden hem te vaak wisselen van team. Uiteindelijk moet er toch gepresteerd worden als je in dienst ben van. En als prestaties te lang uitblijven en de gestelde doelen niet gehaald worden gaan de zakelijke belangen meewegen, wat natuurlijk logisch en begrijpelijk is. Een absoluut dieptepunt in zijn carriere is de val in 2009. Het was op een trainingsweekend in Wuustwezel waar hij een “smerige smakker” maakte. Zijn onderbeen brak op meerdere plaatsen en Kevin was ineens klaar. Toen hij zijn been nog eens goed bekeek kreeg hij meer en meer het idee dat dit het eindpunt wel eens zou kunnen zijn. Te veel en te langslepend blessureleed deed hem bijna besluiten te stoppen met crossen. De zin en het plezier waren er niet meer. In 2011 kwam Steve Ramon, toen uitkomend voor het Suzuki Rockstar Team van Sylvain Geboers zwaar ten van en het zag er naar uit dat hij wel een behoorlike periode uit de roulatie zou zijn. Kevin werd benaderd en kreeg vervolgens een aanbod om te komen rijden in de plaats van de gekwetste Steve. Niet zomaar een team dus, wat hem deed besluiten er toch nog maar eens voor te gaan. De blessures bleven weg en Kevin wijt dat voor het grootste gedeelte aan de rust in zijn hoofd. De goedbedoelde “druk” van zijn vader had hem ook soms parten gespeeld. Als hij dan eens slecht in de wedstrijd zat dacht hij onder het rijden al na over wat zijn vader zou gaan zeggen als hij eenmaal gefinished zou zijn. “Soms zit er gewoon meer niet in. Wordt je tiende dan is het niet anders. Ik deed mijn best en meer kon ik niet doen”. Mijn vader had de filosofie dat als je kunt winnen je ook altijd moet winnen. Nu doet Kevin z’n eigen ding. Traint naar eigen behoefte omdat hij heel goed weet wat zijn lichaam nodig heeft en aankan. Natuurlijk neemt hij zijn vader niks kwalijk omdat hij wel beseft dat alles vanuit een goed hart en met de beste bedoelingen gedaan en gezegd is, alleen is het op een bepaald moment genoeg en moet je zelf verder.
Kevin is veranderd, volwassen geworden en dat werpt zijn vruchten af. Via zijn maatje Glenn Coldenhoff kwamen hij en Yentl in contact met “Vitaal Dussen”. Dat bestaat uit een tweetal dat Kevin en Yentl sinds april bijstaat in verschillende vormen. Het trainen van sociale omgangsvormen was een van de speerpunten, vooral voor Kevin. Kevin is redelijk gesloten en praat liever niet over zichzelf en toch zeker niet over zijn prestaties. Hij weet dan ook geen weg met lovende kritieken. Natuurlijk weet ik wel dat ik redelijk kan crossen, maar dat zeggen ze maar als ik er niet bij ben. De communicatie met “vreemden” gaat nu al een stuk beter. Ook zijn zelfbeeld is vrij laag dus ook daar wordt ook aan gewerkt. Ik merk gewoon wel dat ik verander door de gesprekken die we hebben. Ook geven ze hem fysieke steun. Ze maken de vastzittende delen weer los en soepel. “Vraag me niet hoe ze het doen maar het werkt wel.”
Laatst was het kermis in Balen. Yentl wilde er graag heen omdat ze gek is op kermissen, maar zeker ook ten behoeve van de inburgering. Ze wilde eigenlijk dat alles zo snel mogelijk normaal zou zijn. Na zes keer vragen is Kevin meegegaan, maar alleen voor haar. “Ik voel dat mensen kijken en besef ook wel dat dat de tol is die je betaalt als je een publieke bekendheid bent.” Liever loopt hij dan bijvoorbeeld in Antwerpen op de Sinksefoor. Daar lopen een stuk meer nietcrossfans als in de omstreken van Balen en Lommel waar de crossers zich als het ware verzamelen. Kevin vindt van alles, maar zichzelf zeker niet bijzonder.
Je hebt natuurlijk wel de juiste mensen om je heen nodig, anders red je het simpelweg niet. “Zo heb ik een tweede vader in Wix Hens. Die man ziet me bijna als een zoon. Al vanaf het prille begin stond hij naast en achter me. Ik weet niet anders dan dat hij erbij is. Hij helpt ons met vraagstukken, op welk vlak dan ook, en geeft raad. Financieel staat hij me al jaren bij en nu “ons”. Een camper, een busje en noem maar op. We zullen geen grote uitgaven doen zonder zijn raad te vragen. Een gouden man en een echte vriend.”
Yentls familie was voor haar kennismaking met Kevin al besmet met het crossvirus. Haar oudere broer en haar vader crossten jarenlang fanatiek. Ze heeft ook nog een jonger broertje die altijd al droomde van het crosswereldje tot hij het stapleven ontdekte. Iedereen is erg begaan met het rondreizende crossduo en als het even kan reizen ze mee om Kevin aan te moedigen en er “gewoon” voor hem te zijn.
Kevin is vooral een technische rijder. Scherp sturen is zijn sterkste kant, zo vind hij zelf. Als ik hem vraag naar zijn zwakke kant moet hij heel even nadenken. Het meeste moeite heeft hij met het passeren van andere rijders. Hij weet in de tweede trainingsronde al welke lijnen het beste zijn voor zijn rijstijl. Die lijn wil hij dan ook rijden en moet daar soms van af. “Dan kom je ineens in een onbekende bocht en dat heb ik liever niet. Da’s voor mijn gevoel een onzekere factor”. Zelf vind hij dat een minpunt. Een groot pluspunt is toch wel dat het een doorzetter is. Geeft niet op, nooit, alleen als het echt niet anders kan.
De plannen voor dit seizoen zijn duidelijk. Het Amerika verhaal van vorig jaar was voorlopig eenmalig. Nog een paar podia pakken dit seizoen moet wel lukken denk hij zelf. Bescheiden als hij is vind hij dat hij de mazzel heeft dat er een paar rijders geblesseerd zijn uit zijn groep. Ik zie dat anders en probeer hem duidelijk te maken dat je, als het goed zit in je hoofd en lichaam, het je eigen verdienste is als je scoort dus daarmee misschien toch wel beter bent als een ander. Door zijn constante rijden staat hij nu wel gewoon op de vierde plaats van de wereldtop. Ik bedoel maar. Of er andere aanbiedingen zullen komen is moeilijk te zeggen. Zolang je je kunt handhaven in de top vijf is er altijd wel een plaatsje voor je, ergens. Ik wordt wel eens angstig van de gedachte dat het ooit toch een keer stoppen zal. Het zal een keer minder worden en zal hij het stokje door moeten geven aan een “jonge hond” die voor een simpel bot blind het water inspringt. “Ik weet dat er teams zijn, met een wat lager budget, die genoegen nemen met een 15e plaats. Daar zou ik slecht mee kunnen leven”. “Dan is het wel tijd om iets anders te gaan doen”, zegt hij en kijkt dromend in de lucht. “Amerikanen vallen dan vaak terug op Nascar of stockcar racen, dat lijkt me wel wat”. Kevin rijdt graag en meestal hard met alles wat door een motor aangedreven wordt. De passie van een echte coureur is snelheid.
“Heb je de witte M3 nog?”, vraag ik en hij begint te lachen. Heel toevallig gaat ie volgende week weg. Er komt weer wel een BMW, maar nu een station. Het motorblok zal er weer niet om liegen en daar sta ik dan ook niet van te kijken. Het feit dat het een stationcar is brengt me op een andere vraag. Kinderen? Yentls ogen fonkelen. “Ja, kinderen. Graag!” Gezinsuitbreiding zal zeker een keer plaatsvinden, maar daar wachten ze heel bewust nog even mee. Door het drukke leven op en om de GP’s is het eigenlijk niet te doen een kindje op te voeden. Natuurlijk, alles kan. Maar beiden vinden dat je er de tijd voor moet hebben en nemen. Er samen voor kunnen zijn en het heel bewust meemaken allemaal. Papa moet er ook zijn vindt Yentl en dat kan ik alleen maar beamen. Ze zou het zonde vinden als het kind zou vervreemden omdat papa een paar weken weg is en vervolgens heel even weer thuis. Kevin is het er roerend mee eens. “Moet het een crosser worden?” vraag ik terwijl ik besef dat hij clichematig gesteld is. Als je zelf nog rijdt is het redelijk aannemelijk dat het kind op een motor terecht zal komen. “Rijd ik zelf niet meer, dan zou het niet eens perse hoeven voor mij, maar zover zijn we nog lang niet”, lacht hij en kijkt lief naar zijn meisje. Ik zie aan beiden dat dit al vaker een onderwerp van gesprek is geweest.
Als ik Yentl vraag wat zij het meest enge vindt aan een GP wedstrijd antwoordt ze zoals de meesten in haar plaats zouden doen. “De start, da’s het toch wel het engste”. Als hij die eerste bocht door is ben ik opgelucht. Ik heb vertrouwen in hem. Ik weet dat hij geen gekke dingen zal doen of onnodige risico’s zal nemen. Hij doet wat hij kan, altijd, binnen en buiten de baan.
Haar antwoord op de vraag wat dan wel haar mooiste moment is van die bewuste zondag verwondert me. “Eten”, zegt ze blij en met grote ogen. De avond na de wedstrijd eten we altijd samen, soms met de sponsor of teambaas erbij. Dan maken we lol en zijn we ontspannen, heerlijk. Met de gedachte aan dat moment loop ik ’s morgens voor de wedstrijd al rond. Onze tijd samen is spaarzaam en daarom genieten we dubbel op zo’n moment. “Dan istie weer even van mij alleen”
Het leven op en om de GP’s lijkt voor een buitenstaander een en al glamour maar uiteindelijk is het gewoon keihard werken, voor iedereen.
Het gesprek valt even stil en er heerst een rust. Ze kijken elkaar aan en ik zie dat ze elkaar echt hebben gevonden.
Het is een stel om de juiste redenen. “And the reason is love”

10534762_308856999274041_480981664822880911_n

10489907_301724376653970_1643903887217075711_nYerseke is een dorp met respect. Respect onder de harde werkers. Veelal vissers die om 4 uur uit bed stappen om vervolgens tot een uur of acht in de weer te zijn. Weer of geen weer. Zo ook Peter Pekaar, de vader van Joëlle. Door zijn lange werkdagen is hij weinig thuis. Juist daarom kwam het slechte nieuws van zijn motorcrossende dochter als donderslag bij heldere hemel. Als je zelf een levensmotto hebt van “niet zeiken maar doorgaan” is het vaak moeilijk te begrijpen dat anderen soms anders in het leven staan.

Achteraf speelde het al jaren. “Natuurlijk merk je wel eens wat. Vaak kleine onbelangrijk lijkende dingetjes”, aldus moeder Carin. Ieder kind heeft natuurlijk wel eens wat op school. De ene week pesten ze die en de andere week weer en ander. Joëlle werd gepest, stelselmatig.

Te vaak was ze het mikpunt van spot en pesterijen. Ongegronde spot wat meer weg had van jaloezie. Joëlle is namelijk een mooi meisje, een heel mooi meisje. “’t is gewoon een lekker ding, en dat kunnen ze niet hebben”, merkt haar broertje Maurice op die ook aangeschoven is en begint te lachen.

Hoe je er uitziet maakt dus helemaal niets uit. Groot, klein, dik dun, rood of blond. Als je aan de beurt bent ben je aan de beurt. Het duurde te lang voor de toch al behoorlijk timide Joëlle. De pesterijen tastten haar zelfbeeld aan en dat had gevolgen. Nooit vertelde ze iets thuis. “Ik wilde mijn ouders niet belasten met mijn problemen” zegt ze veel te lief. Haar ogen glinsteren.

Gebukt onder al die ellende kreeg ze een keer de opmerking, “je hebt een beetje overgewicht”. Die uitspraak zette haar aan het denken. “Ik ben te dik”, dacht ze en het bleef door haar mooie hoofdje spoken. Als je te dik bent moet je dus minder eten. Om er thuis mee weg te komen at ze wel mee met de pot, om het vervolgens met een paar vingers in de keel weer stiekem te “lozen”. Lang, veel te lang heeft ze dat volgehouden. Vanaf haar 9e tot haar 16e onderging ze haar, door anderen opgelegde, lot. Soms viel ze 6 kilo af om vervolgens weer ineens 4 kilo bij te komen. Ze zocht op internet naar lotgevallen die Anorexia zelfs promootten. Dat sterkte haar geloof en volgde de voorbeelden. Vaak zat ze op haar kamertje. Vooral niet opvallen, niet op de voorgrond en niemand tot last zijn.

Joëlle is misschien wel te lief en te zacht voor de harde wereld van nu maar in mijn ogen wel een voorbeeld voor velen. Het steekt haar bijvoorbeeld enorm te weten dat er ergens aan de andere kant van de wereld kinderen omkomen van de honger, terwijl ze zelf niets, maar dan ook helemaal niets tekort komt. Door die wetenschap belette ze zichzelf te genieten van de dingen om haar heen. Ze koos indertijd haar eerste pony puur op medelijden. Hij was in slechte staat en had liefde, veel liefde nodig. Toen het beestje te zwak werd om nog te berijden zorgde ze alleen nog voor het arme dier. Uren heeft ze erbij gezeten en praatte ze het versleten beestje levensmoed in. Haar beste en echtste vriendje. Misschien wel de enige ooit.

In navolging van haar broertje werd er, een klein jaar geleden, een crossmotor aangeschaft. Joëlle was een paar keer met hem meegeweest en vond het geweldig. Eenmaal op de motor kreeg ze last van haar “zelfberoofde” lichaam. Ze moest vaak voortijdg de baan verlaten omdat haar tengere lichaam het niet aankon. Een van de zwaarste sporten ter wereld is misschien wel haar redding geweest. Joëlle kreeg in de gaten dat ze meer nodig had dan het karige beetje eten wat ze in haar lijf liet zitten. Ze had bijna niks te verbranden en dan ben je zo klaar. Een motor zonder brandstof rijdt tenslotte ook niet.

Dat was het moment dat Joëlle haar moeder in vertrouwen nam en meldde dat ze een probleem had. Nadat ze samen wat films op youtube hadden bekeken werd alles duidelijk. Alles viel op zijn plaats en moeder herkende haar dochter meteen in de angstaanjagende beelden. Iemand volproppen met eten is dan geen optie. Praten, praten en nog eens praten is het enige dat helpt. Het is een lang proces. Een jarenlang durend patroon gooi je niet zomaar even om. Je moet wel een knop omzetten maar dat gaat traploos. Elke keer een stukje verder. Het idee moet uit je hoofd, hersenspoelen bijna. Ze kreeg een psychologe (Carly van Velzen) toegewezen en dat deed haar zichtbaar goed. Bijna een jaar duurde het “gevecht.” Dat Joëlle een vechter is mag duidelijk zijn. School werkte mee en liet haar thuis studeren. De examens maakte ze wel op school en rondde ze netjes af. Diploma op zak.

Joëlle is nog steeds een beetje onzeker maar werkt hard aan een normaal eet en leefpatroon. De eetstoornis ging eigenlijk niet eens om het eten zelf, maar over de controle die je hebt. Iets wat ze echt kon, afvallen. Achteraf besefte ze wel dat het geen controle was en de stoornis haar eigenlijk gewoon beheerste. “Buitenstaanders” hadden ook altijd wel het idee dat het goed ging met Joëlle. “Zie je wel, ik stel me gewoon aan” dacht ze dan en hield zichzelf voor dat het goed was zo.

“Ik heb toen niet opgegeven, dat kan ik niet. Mijn ouders en broertje zijn er altijd voor me geweest. Hen wilde ik dus absoluut geen pijn doen”. Ik had twee opties. Huilen en opgeven of gewoon vasthouden en doorgaan, vechten. De pijn en ellende had ik toch al dus waarom zou ik dan opgeven?

“Gelukkig denk ik nu andersom. Ik heb nog zoveel dromen die ik waar wil maken. Ik ga voor wat ik waard ben en en vooral doen wat mij gelukkig maakt. Pas dan zal ik ook in staat zijn anderen te helpen.” Na dat gezegd te hebben kijkt ze me aan. Haar ogen blinken en ik zie geluk in haar ogen. Zelfverdiend geluk!

In het kleine jaar dat ze nu crosst gaat ze al lekker rond en groeit iedere week. De helft van het deelnemersveld (jongens) laat ze al achter zich en dat doet haar goed. Naast crossen fotografeert ze hobbymatig en doet dat ook erg verdienstelijk. Trots laat ze me een paar prachtige tekeningen van haar hand zien. Eentje van een leeuwenkop en een van een springende Jeffrey Herlings.

“Kun je ook iets niet?” vraag ik nog maar ze reageert niet. Joëlle heeft veel in haar mars. Deze talenten gekoppeld aan het prachtige zachte karakter maakt haar een heel bijzonder meisje.

Haar plannen voor de toekomst zijn in de maak. Wat de cross betreft kan ze niet zo goed tegen de toegezwaaide lof van haar ouders en broertje. Ze vind het vooral te lang duren voor er een beker op de kast gezet kan worden. Die bekers komen er wel, daar ben ik zeker van. Verder gaat ze begin volgend jaar voor een paar weken met Carly naar Afrika. Een langgekoesterde droom die uit gaat komen. De natuur en de dieren trekken haar. Haar ouders kijken bedenkelijk en vooral bezorgd als het gesprek hierin overgaat. “Eigenlijk vind ik het niks, maar ik kan haar ook niet tegenhouden” zegt vader nuchter. Ook moeder heeft haar bedenkingen maar ze gaat. Het is een fase in haar proces. Haar gevecht naar zelfstandigheid.

“Ik heb dankzij Carly en mijn familie een paar dingen geleerd. Ten eerste dat in jezelf geloven een van de allerbelangrijkste dingen is omdat je anders nooit iets zal bereiken. Ten tweede dat het niet erg is om te falen, omdat je daar juist uit leert hoe je het wel moet doen.

Positief denken is de succesregel en daar houdt ze aan vast.

Joëlle gaat er komen, daar geloof ik heilig in!

Succes met alles meid, en vooral heel veel plezier!

10320271_10203939752561144_8676098036319704236_n-1-326x245De prachtige en zwaarverdiende podiumplaats in Zweden was voor velen een verrassing. Voor Nick zelf eigenlijk niet echt. Het harde werk van de laatste maanden werd beloond, en hoe. Zelf voelde hij het wel aankomen. “Ik voel me sterk” vertelt hij me opgewekt. “Niet alleen fysiek maar zeker ook in mijn hoofd zit het goed”. Het plezier is er weer en dan ben je al halverwege, aldus de 22 jarige “veteraan”.

Geen echte veteraan natuurlijk maar Nick rijdt al lang. Met zijn drie jaar was hij altijd te vinden op iets met twee wielen. Het motortje van toen beheerste hij eerder dan de fietstechnieken. Verwonderlijk dan ook dat hij op een bepaald moment meer fietste dan motor reed. Met zijn, technisch gezien veel mindere, fiets versloeg hij jongens “met naam” en met veel beter materiaal. Vader Jeroen, in die tijd zelf ook fanatiek in de crosssport, zag het talentje en had en missie.

“M’n vader heeft me ver gebracht en daar ben ik hem nog steeds erg dankbaar voor. “Ik wilde doorgroeien en dat kon op dat moment. TM deed een mooi voorstel en zoiets kun je dan ook bijna niet weigeren”. Helaas bracht die samenwerking hem niet meteen wat hij verwachtte. De druk was erg hoog en de resultaten bleven uit.” Ik had veel stress en dat werkt bij mij net averechts”. Lichamelijk kon hij het allemaal wel aan, maar met je hoofd win je de halve wedstrijd.

Je hoort het vaker als er op een wat hoger niveau gepresteerd moet worden. De belangen zijn groter en zodoende de mentale druk ook. Nick volgde de opgelegde schema’s tot in het kleinste detail maar luisterde te weinig naar zijn eigen lichaam. Dat was het moment dat door de steeds opspelende schouderblessure de rest van het lichaam het niet meer trok en hij overtraind raakte. In Mantova ging het ondanks alle negatieve impulsen toch lekker. Hij was er langs alle kanten klaar voor en de trainingen gingen dan ook helemaal volgens zijn verwachting. Helaas sloeg het noodlot toe en miste hij een “dikke triple”. Kijkend naar de zware klappers die hij al eens maakte was dit er ook weer eentje van formaat. Schouder uit de kom, en flink ook. Vier maanden lag hij er uit. Eenmaal terug op de motor was de lol er af. Met heel veel last van zijn schouder reed hij nog 5 GP’s met als begrijpelijk gevolg ondermaatse resultaten. Na Teutschental in september trok het TM team zich terug en Nick was klaar. Klaar met TM en even met de cross. Hij bereikte wat het crossen betreft een dieptepunt. Het spookte door zijn hoofd dat dit wel eens het einde van zijn loopbaan zou kunnen zijn. Geen team, geen motor en vooral geen zin meer.

Via de supercrosswedstrijden die hij in de winterseizoenen reed, zijn grote passie, kwam hij in contact met het Castrol Power 1 team in Duitsland. Mensen die hem op zijn waarde inschatten en hem de kans gaven ADAC SX wedstrijden en “outdoors” te rijden. Begin dit seizoen wist hij zelfs de openingswedstrijd nog op zijn naam te schrijven. “Voor die mensen heb ik veel respect”, aldus een tevreden Nick.

Ik ging vanaf toen ook vaker zonder mijn vader op pad. Op een bepaald moment krijg je te maken met teambazen en monteurs. Dan staan er ineens een paar man tegelijk tegen je te praten en adviezen te geven”. Dat was het moment dat mijn vader en ik er achter kwamen wat het beste was voor beide partijen en heeft hij zich een beetje teruggetrokken. “Door deze beslissing kwam ik vaker alleen voor vraagstukken te staan en ben daardoor dan ook een stuk zelfstandiger geworden”.

Nick bleef altijd rijden. Zo reed hij zich onlangs nog in de kijker op het ONK in Emmen. Tussen het geweld van de semi fabrieksfietsen verraste hij vriend en vijand door een 8e plaats te behalen. “Oud gediende” Erik Eggens, in die tijd testrijder voor Yamaha Nederland, merkte hem op en benaderde Nick. Er moesten motoren getest worden en Eric zat op dat moment zelf in de lappenmand. Mondeling werden er afspraken gemaakt en op die manier kreeg Nick de kans zich te laten zien.

“Vanaf dat moment ben ik eigenlijk pas gaan beseffen wat ik werkelijk waard ben. Ik heb de balans gevonden in m’n lichaam en geest”. Nick weet inmiddels dat je alleen maximaal kunt presteren als je geest vrij is. Vrij van stress en ellende. Alleen aan de dingen hoeven te denken die echt belangrijk voor je zijn op dat moment. “Ik ben voor mijn gevoel veel slimmer gaan rijden. Mijn hoofd bedient nu de gashandle in plaats van mijn rechterhand”.

Met dit gevoel, het geweldige materiaal van het Yamaha-Kemea Team en de mensen om me heen die het echt goed met me voorhebben ben ik begonnen aan een nieuwe carriere, mijn eigen deel 2.

Door velen ben ik op verschillende forums uitgekotst en op veel manieren in een kwaad daglicht gezet. Mensen die, veelal anoniem, hun ongenoegen spuien uit frustratie of misschien wel uit jaloezie. Gelukkig kan ik daar boven staan en leg ik zulke uitspraken vrij makkelijk naast me neer. Ik zou er nog respect voor kunnen hebben als zo’n kerel op de cross eens op me af zou stappen en in mijn gezicht zou zeggen dat ik niks kan. Dan zou ik ‘m een biertje geven voor zijn lef en openhartigheid. Natuurlijk mag je je mening hebben over alles en iedereen. Maar als ik mijn racefiets uit de garage pak staat er niemand klaar om mee te fietsen. Niemand wil eigenlijk de opofferingen kennen die je moet doen. Alles is zwart wit, bijna altijd.

Het is geweldig als mensen je op handen dragen als je mooie uitslagen rijdt. Jammer dat ze niet beseffen dat je ze pas echt nodig hebt als het niet gaat…

Davy vertelt me het relaas van zijn fatale val.
Ogenschijnlijk onschuldig leek het in eerste instantie. “Een valletje van niks eigenlijk” aldus de crossende scholier uit Ammerzoden. “Ik voelde het wel steken in mijn schouder, maar dat was dan ook alles”. Hij krabbelde op en vervolgde zijn weg tot de eerstvolgende sprong.
Toen Davy neerkwam wist hij meteen dat het goed mis was.
De schouder was uit de kom geschoten en ondanks zijn bizar hoge pijngrens moest hij met flinke tegenzin het strijdtoneel verlaten. “Balen maar kan gebeuren, hoort er allemaal bij”, zegt hij nuchter. De zondag erna heeft hij het nog eens geprobeerd maar dat was tevergeefs. De pijn was echt te hevig en hij voelde dat het beter was de boel maar eens goed te laten bekijken door de dienstdoende circuitarts.
Die constateerde dat het crossen wel even voorbij zou zijn. De kom was doormidden en dan ben je gewoon even klaar. Klaar met veel dingen en zeker crossen.
Crossen is voor Davy heel duidelijk zijn leven. Natuurlijk hoort school daar ook bij en ook dat ondergaat hij gedisciplineerd. Ook daar zijn ze vol lof over Davy. Niet zo zeer over zijn punten maar meer zijn , nu al, professionele instelling. Davy heeft een plan. In zijn hoofd is het allemaal al uitgestippeld en daar gaat hij voor.

Gisteren dan een telefoontje van de arts. “Ik heb goed en slecht nieuws” zei hij kalm. Het slechte nieuws was dan eigenlijk dat het kapot was. Botten moeten aangroeien en dat kost tijd, kostbare tijd voor Davy.
Het goede nieuws was dat het allemaal weer goed zal komen. Een groot geluk bij dit ongeluk is dat de schouder er aan de achterzijde uitgekomen is.
Er zijn daarom geen spieren of pezen die er onder geleden hebben wat eigenlijk resulteert in het “eenvoudig” aangroeien van het bot. Het tussenliggende kraakbeen is wel beschadigd maar zeker niet onherstelbaar.
Ondanks dat een jong lichaam snel geneest duurt het toch wel een week of 4 vooraleer hij weer de “oude” zal zijn. 4 weken totale rust, en dat is net wat hij niet kon gebruiken. Hij zou dus eigenlijk in Loket weer voor het eerst op de motor mogen. Davy is er toch wel wat triest onder en geeft aan dat het helemaal niet zeker is dat hij daar zal starten.
Je conditie en ritme ben je eerder kwijt dan dat je het hebt opgebouwd en dat weet hij heel goed. Alles hangt af van het herstel door de rust die hij nemen moet. Rust, therapie, massages en lichte souplesseoefeningen en vooral geen motortraining.
Nog even snijd ik de plannen voor het nieuwe seizoen aan. “Die zijn er zeker, maar daar mag ik nog niets over zeggen”. Uiteraard heb ik begrip en respect voor die laatste zin. We wachten in spanning af want een ding is heel zeker.

We gaan nog heel veel van hem horen.

Mike Kras is relaxed. Een “achterstevorencap” met bijpassende zonnebril typeert de crosser. Geen prater zoals hij zelf zegt, en zijn moeder beaamt. We zitten achter buiten waar de zon lekker brandt. Fijnaart is een rustig dorpje en dat merk je dan ook meteen.
Onverwacht fit loopt hij rond en haalt drinken voor ons. “een zorgzaam typ” zegt zijn moeder als hij even in de keuken is. “Mike heeft vanaf zijn 15e al voor zichzelf leren zorgen”.
“Mike zat al vroeg op de motor”, zo begint zijn moeder. Op zijn vijfde verjaardag stond er dan ook een crossertje in de tuin. ”Toen ik Mike kreeg heb ik meteen gezegd; “dit moet een crosser worden”. Mike’s moeder was in die tijd een groot fan van Tallon Vohland. Een toen opkomend talent. “Een mooi en vooral sympathiek mannetje”, zegt ze glunderend. Een crosser heeft ze gekregen, want Mike ragde alles af wat hij onder zijn kont kreeg. Een natuurtalent wordt over het algemeen snel opgemerkt en ingelijfd. Vandaar ook dat Mike, die in die tijd alles won waar hij aan meedeed, al snel opviel bij diverse crossteams.
Met zijn 15 jaar werd hij dan ook “weggehaald” uit zijn ouderlijk huis om in Friesland zijn, dan al succesvolle, carriere uit te bouwen. “Ze zouden goed voor hem zorgen, althans dat beloofden ze me” zegt zijn moeder en kijkt bedenkelijk omhoog. Aangezien Mike geen prater is heeft hij lang gedaan wat er van hem verwacht werd, zonder verontrustende meldingen huiswaarts te maken.
De lol van het crossen was er voor Mike al snel af. De romantiek, het plezier van het rijden raakte zoek en kwam ook niet terug. Een grote druk rustte bijna constant op zijn schouders en daar had hij veel last van. Mike presteerde daarom ook veel beter als hij geen stress had. Als er niks moest en (bijna) alles mocht reed hij de sterren van de hemel.
Ja, Mike is een natuurtalent.” Op de een of andere manier weet ik precies wat ik met mijn motor kan en voel dingen vrijwel meteen aan”. Dan hoorde ik bijvoorbeeld een bepaald geluidje onder het rijden. Stopte bij mijn monteur en meldde mijn probleem. “Niks aan de hand, ik hoor niks, rijden!” was het antwoord. Twee ronden verder ontplofte het ding zowat. “Als er iets is voel ik het meteen, altijd”. Zonder stoer of arrogant te willen zijn durf ik wel te zeggen dat ik een hele goede motorbeheersing heb. Ik bepaal waar ik los, en vervolgens weer neerkom. “Een fijn gevoel waardoor je je niveau behoorlijk op kunt schroeven” aldus Mike.
Mike wordt ook wel “de kogel” genoemd. Hij dankt zijn bijnaam aan zijn geweldige starttechniek. Praktisch altijd bij de eerste drie weg. Bij een “slechte” start zit hij nog steeds bij de eerste tien.
“Het lijkt allemaal zo prachtig voor de buitenstaander” zegt Mike en terecht. Het lijkt inderdaad geweldig, ook in mijn ogen, maar er is dus wel een vette keerzijde aan deze medaille. Het “moeten” stond hem het meest tegen. Hij was “in dienst van” dus moest heel veel en mocht veel minder.
Voor Mike was het al die jaren niets meer dan, veelal onderbetaald, werk, zoals wij naar kantoor of de werkplaats gaan. Hij wist niet beter dan crossen. Dag in dag uit, tot het bijna tegen ging staan.
De laatste vijf waren eigenlijk zijn mooiste jaren en heeft hij het goed naar zijn zin gehad. Door John Beijer werd hij gevraagd voor hem te komen rijden en Mike kon zijn eigen gang gaan. Geen druk, gewoon lekker rijden. Het plezier kwam terug en hij presteerde ook gelijk een stuk beter. Ondanks dat blijft er toch een tijd van komen en een tijd van gaan.
Zijn verhaal is voor mij moeilijk te begrijpen. Jarenlang crosste ik met grootse plannen voor de toekomst op ondermaats niveau. Wij, mijn vrienden en ik, gingen het natuurlijk maken in de cross. Aan vechtlust ontbrak het me niet, alleen was het benodigde talent niet aanwezig. Juist daarom is het zo onwerkelijk te horen dat je het gewoon beu kan zijn, ook al barst je van het talent.
Mike wist al dat dit zijn laatste seizoen zou worden. Als ik die laatste keer niet zo hard gevallen was zou ik sowieso gestopt zijn na dit seizoen. Die enorme crash heeft mijn beslissing alleen maar versneld en zeker makkelijker gemaakt. De letsels waren dermate ernstig dat ik voor hetzelfde geld nu in een rolstoel had gezeten. Nooit meer kunnen lopen en een zeer beperkt leven leiden schrok Mike Wazowski dermate af dat zijn besluit eigenlijk al meteen gemaakt was.
“Ik ga er niet meer op” zegt hij met een relaxte en vastbesloten blik en kijkt me aan. “Ik ben er klaar mee en voor” .

“Ik ben nog aan het denken welke kant ik uit wil, maar neem er mijn tijd voor”. “Al een paar jaar dacht ik: wat als ik klaar ben met de cross. Wat als ik wil of wellicht moet stoppen. Wat dan?”
Op dat punt stop je dan ook met denken, en ieder seizoen kreeg hij weer een nieuwe aanbieding of verlenging van zijn contract en dacht dan, “Nog een seizoen en dan kap ik”.
Het lot heeft hem een handje geholpen. Nog steeds is het onwerkelijk te zien dat zo’n talentvolle kerel kan zeggen, “ik stop ermee”
Mike leefde de jongensdroom van mij en vele anderen. Mike heeft het allemaal gezien en meegemaakt. Hij hield er een berg goede en echte vrienden aan over en zag veel meer van de wereld dan menig man van zijn leeftijd. Al met al heeft hij nu een mooie en kostbare zak zorgvuldig verworven bagage die hem zeker nog van pas gaat komen in zijn verdere leven en loopbaan.
Het is een nette welbespraakte jongen. Is altijd een ambassadeur geweest voor zijn sport en zal zeker goed terecht komen.
Op mijn vraag of hij nu eigenlijk nog wat heeft overgehouden aan zijn 20 jarige succesvolle carriere wijst hij trots naar de poort in de houten schutting.
“Ik heb mijn bus verkocht en de gesponsorde spullen netjes teruggebracht naar de mensen die me altijd bijgestaan hebben”. In voor en tegenspoed stonden ze voor me klaar en daar ben ik dankbaar voor. Van het opgebrachte geld kocht hij een mooie bolide. Met glanzende ogen staart hij naar het kanon en er verschijnt een lach op zijn ontspannen gezicht.
Mike is gelukkig, ik zie het aan zijn gezicht. Misschien wel voor het eerst sinds jaren. Hij is gelukkig met zijn beslissing, zijn trouwe partner Indya en zijn mooie auto.
Een jonge vent met veel in zijn mars, een geweldige basis en nog een heel eind te gaan…
Succes Mike en bedankt voor al het mooie wat je de sport gegeven hebt.
Het ga je goed.

Micha Boy de Waal. Zijn naam doet me aan een “jongentje” denken maar die gedachte is snel weg als ik hem uit zijn bus zie stappen. Een flinke kerel met een knappe kop. Vriendelijk geeft hij me een stevige hand en vraagt hoe het met me gaat. Grappig dat hij dat vraagt terwijl hij zelf net een moeizame 4 maanden heeft door moeten worstelen.
Een dikke vier maanden geleden kwam hij ernstig ten val en brak zijn bovenbeen op meerdere plaatsen, zijn schouderblad en enkele ribben. Een serieuze klapper met grote gevolgen. Toch zeker op dat moment want Micha zag zijn carriere al een beetje wegglijden. Tot zijn grote blijdschap bleek al snel dat de crash geen blijvend lichamelijk letsel op zou leveren en dat stemde hem gelukkig.
Zijn karakter zou zijn herstel bepalen en dat ging sneller dan verwacht. Na zijn terugkeer uit Spanje, waar hij zich direct na zijn val liet opereren, is hij in Nederland toch nog even langs geweest voor een second opinion. Er werden foto’s gemaakt en alles was gelukkig op de juiste wijze “gerepareerd”.
Doordat er pinnen in het been gezet werden hoefde Micha niet in het gips, wat hem toch de nodige bewegingsvrijheid gaf. “Ik kon nog veel en wilde dat ook. Ik wilde weer vooruit” zegt hij met glinsterende ogen vol zelfvertrouwen. Al snel ging hij oefeningen doen om alles maar zo soepel mogelijk te houden. “Ik was echt bang om lichamelijk ver achteruit te gaan.
De weg terug is altijd weer zo lang en ik heb zo weinig geduld”, lacht hij. Die weg duurde 4 lange maanden en die heeft hij fysiotechnisch goed besteed. Dat blijkt wel want woensdag was de dag.
Voor het eerst sinds zijn harde val weer op de motor. “Ik ben er gewoon een beetje nerveus voor, dat mag je best weten” zegt hij als hij zich aan staat te kleden. Als hij de laatste clip van zijn laars dichtduwt kijkt hij me aan. “Daar gaan we dan”, zegt hij zachtjes en ik zie de opluchting van hem afstralen. Micha is een crosser en crossers moeten rijden. Als hij zijn motor gestart heeft blijft hij heel even staan. Geconcentreerd staart hij voor zich uit alsof hij zich aan het opladen is.
Eindelijk is het dan zover, hij mag weer. De eerste rondjes rijdt hij rustig, bijna te netjes. Halve sprongen zijn het nog maar en intussen verkent hij zorgvuldig de baan. Geen onnodige risico’s en geen rare sprongen, nog even niet.
Niet bang maar heel voorzichtig houdt hij zijn zwakkere rechterbeen nog even op de steun. De tweede en derde sessie bouwt hij het netjes op. De oplettende kijker ziet dat hij steeds zekerder rondrijdt en moeite moet doen zich in te houden. Ondanks dat rijdt Micha netjes zijn rondjes, netjes en strak.
In de laatste sessie gaat hij voor mijn gevoel al vertrouwd rond. Natuurlijk nog niet het oude niveau maar hij steekt zo nu en dan zijn “zwakke” been alweer uit en de sprongen komen ook weer in de richting van “vroeger”.
De motor gaat weer redelijk plat en het gas gaat goed open. Ik krijg kippenvel als hij “volle bak” voorbij komt waarbij ik besef dat dat niet eens komt door de snelheid. Het vertrouwen is er gewoon en dat zie je. “Hij zit er lekker op” hoor ik een monteur zeggen en dat zie ik dan weer wel.
Hij zit er lekker op en komt er wel. Licht hijgend stapt hij van zijn motor. “Heerlijk” is het eerste wat hij uit kan brengen. Hij heeft het gemist, dat is duidelijk. “Die spierpijn van morgen zal ook weer nieuw voor je zijn” grap ik tegen hem. “Morgen maar weer rijden, dan ben ik de spierpijn voor”, krijg ik terug. Er zullen nog wel wat trainingen aan vooraf gaan maar we gaan weer van hem horen.
Micha is terug en hoe!

Peetje MX

“Peter staat nog onder de douche maar kom maar vast binnen hoor”, zegt zijn lieftallige vrouw Patricia en neemt me mee naar boven. Een gezellig huis met mooie spullen. Over elk van de twee luidsprekerzuilen naast de tv hangen “gloednieuwe” crosshelmen. Een gele Arai en een Bell moto3. De laatste helemaal in de originele Bob Hannah uitvoering, prachtig.
Peter heeft een behoorlijk ritueel overgehouden aan zijn motorongeluk, 20 jaar geleden. Een incomplete dwarslaesie was zijn onfortuinlijke deel en maakte een abrupt eind aan alle dromen van toen. In een rolstoel zou hij de rest van zijn tijd moeten slijten, aldus de artsen. Waarschijnlijk is het zijn geluk geweest dat hij jarenlang gecrossd heeft waardoor hij leerde niet op te geven, nooit.
Peter is een bijter, een vechter en allesbehalve een opgever. Hierdoor werd hij dan ook twee keer BLB crosskampioen. Een keer bij de junioren en nog eens een keer bij de nationalen.
Zelf rijden is er niet meer bij maar hij ademt nog steeds motorcross. Kent alles en iedereen en verdiept zich ook in de achtergronden van de “oude glorie”. Leven ze nog, de helden van toen. Wat doen ze nu en lijden ze nog steeds aan hun noppenverslaving.
Geboren uit een gezonde frustratie is hij zich meer en meer gaan verdiepen in de crosswereld. Hij begon dingen te verzamelen en legde contact met “oude”crosshelden uit zijn tijd. Met verschillende van die mannen heeft hij persoonlijk contact en sommigen helpen hem weer aan materialen of informatie.
Met een voorliefde voor Amerika, is hij dan ook begonnen met zijn “Vintage Museum”. Hij wilde als eerste zoveel mogelijk motoren verzamelen welke vroeger in zijn bezit waren geweest, en dan ook nog eens helemaal in de originele staat. Als onderhoudsmonteur kan hij veel zelf en sommige dingen laat hij doen. Spuitwerk van de helmen bijvoorbeeld. “Da’s een vak apart”, aldus Peter. Terug beneden aangekomen schrik ik toch wel even. Een Yamaha YZ490 uit 1982, helemaal heropgebouwd tot nieuwstaat, een “Brad Lackey replica” Suzuki RM 500, inclusief de befaamde “St Pernod” stickers. Een Beta 125 uit 1978, waar hij ooit zelf op begonnen is. Op dit moment is hij werkende aan een Yamaha YZ490 uit 1983, wat een “Carlquist Replica” moet gaan worden. Heel veel accessoires als handschoenen, niergordels, brillen en laarzen sieren de ruimte. Zelfs de revolutionaire Scott laarzen, geheel van kunststof staan er te pronken met bijbehorende originele doos.
Peter speurt. Struint wereldwijd het internet af naar mooie dingen. Hij droomt zichtbaar weg als hij naar de netjes uitgestalde spullen staat te kijken. Ik droom mee. Ik weet niet of het toen allemaal mooier was maar ik vind het wel schitterend dat we die groei mee hebben mogen maken. De veerwegen, kleding, helmen, en pk’s. Motorcross is en blijft een machtige sport.
Peter heeft het niet slecht. Hij heeft indertijd goed voor zichzelf gezorgd en daarom alles netjes op de rit. Alles wat binnen staat is dan ook eigendom en goed verzekerd en beveiligd. Helaas is hij onlangs “medeslachtoffer” geworden van een massaontslag in de alom bekende sigarettenbranche dus is genoodzaakt financieel even pas op de plaats te doen. “Eerst maar eens duidelijkheid en dan weer verder zien”. Hij kijkt er niet triest bij, want zo is hij niet. Altijd de kop omhoog. Alles heeft een reden en is wel weer ergens goed voor. Zo ziet hij het en zo is het misschien uiteindelijk ook wel.
Sinds een tijdje heeft hij contact met Leon Verheij. Leon is ook een oud crosser en heeft het grootste deel van de spullen verzorgd die tentoon gesteld staan in het Mx Museum in Zweden. Leon weet alles te vinden en kent zowat iedereen die ook maar iets met motorcross te maken heeft of heeft gehad. Omdat Leon de passie herkent denkt hij mee met Peter en helpt hem waar hij kan.
Mensen hoeven niet perse hun emotioneel kostbare spullen te verkopen. Tentoongestelde spullen kunnen ook eigendom blijven en ten allen tijde teruggehaald worden, zoals het ook in andere musea werkt.
Het gaat hem dan ook niet om het bezitten, maar wel om het bij elkaar hebben, het totaalbeeld. Er staat bijvoorbeeld een splinternieuwe FOX pomp, helemaal compleet, op de kast. Er was door FOX zelf gemaild of ze het ding voor een “habbekrats” terug konden kopen. Zelf hadden ze er geen meer van en wilden hem graag voor het eigen museum aldaar. Dat feest ging dus niet door. Peter is blij met en ziekelijk zuinig op zijn vergaarde spullen en zal er niet snel afstand van doen. Voor een hele dikke prijs misschien wel, maar dan alleen om weer meer en wellicht mooier materiaal aan te kunnen kopen.
Hij hoopt stiekem een beetje op giften. Niet in geld, maar van mensen waarbij de spulletjes nog in een kist op zolder liggen en die liever “opgebaard” zien liggen bij een crossverslaafde.
Verslaafden moeten eigenlijk geholpen worden, maar deze moeten we beschermen.

Voor de vierde keer kijk ik naar de zilvergrijze Volkswagen Crafter die achter ons staat. Een leeftijdsgenoot zit uit te rusten van zijn laatst gereden rondjes. Ik weet dat ik hem ken maar krijg het niet “uitgegraven”. Als hij wat later weer wegrijdt voor de volgende sessie zie ik zijn naam op de achterkant van zijn shirt. Die naam herken ik zeker en er komen weer wat dingetjes boven.
Peter is van “mijn crossgeneratie” en we hebben vaak samen gereden. Grappig genoeg weet hij nog dingen van en over me uit die goeie ouwe tijd en daar sta ik eigenlijk van te kijken. Hij blijkt een garagebedrijf te hebben dat hij samen met zijn zoon runt.
Zijn zoon en dochter crossen ook en daar geniet hij van, dat zie ik in zijn ogen als hij het vertelt. Ook vertelt hij me over zijn “mankementen”. Een laars die slecht past door een vervormde voet, overgehouden aan een gewaagde hoge sprong. Ik schrok toen hij zijn sok uitrok. De arts vertelde hem na het ongeluk dat hij misschien zijn voet moest gaan missen, maar ze zouden nog wel wat proberen, zo zei hij. Het “probeersel” lukte wonderwel en hij rijdt gewoon zijn rondjes weer. Het “balansremmen” in de lucht gaat alleen even wat moeizamer nu maar weerhoudt hem zeker niet van zijn verslaving.
Door een slecht gehoor, weer “te danken” aan ziekte op een wat jongere leeftijd, leerde hij liplezen. Knap wel want voor hij het vertelde had ik het echt niet in de gaten. Het is een karakter man. Traint, pakt zijn wedstrijden mee en rijdt zelfs 1 x per jaar de beruchte veteranencross mee in Glenn Helen, Amerika.
Een crosser in hart en ziel, dat is me wel duidelijk en vind het mooi om te horen. Natuurlijk, zo zijn er veel, maar Peter van der Weele ken ik dan toevalllig.
Aan het eind van ons gesprek geeft hij mijn crossend zoontje nog een les mee voor zijn komende crossjaren. “Zorg dat je op tijd vertrekt naar de cross en zorg dat je spullen in orde zijn”. Goeie les vind ik wel. Ik hou het zelf ook maar even in gedachten.
Bedankt Peter, was even gezellig.
Je vertelde dat je m’n verhaaltjes leest dus deze zal je wel hekennen.

In mijn crosstijd heb ik nooit gerookt en het hevigste wat ik in die tijd gedronken heb is een Shandy geweest.
Na mijn mislukte knieoperatie ben ik nog een seizoen of anderhalf door blijven “modderen” tot ik er zelfs geen zin meer in had.
Redelijk bijzonder, temeer omdat motorcrossen jarenlang mijn lust en mijn leven was. Iedere keer maar weer een berg vocht erin en een slepende pijn door al dat vocht tussen mijn gewrichten. Uit een soort van frustratie ben ik in mijn “crossnadagen” regelmatig in het cafe beland. Mijn pa was er minder blij mee maar zo af en toe ging ik dan toch wel eens wat drinken met m’n maatjes.
Het was op een zaterdagavond voor een clubwedstrijd in Dordrecht dat ik besloot nog even bij een van m’n vrienden langs te gaan. Het plan was natuurlijk de kroeg, maar dat durfde ik hem toen niet te vertellen.
“Ben je wel op tijd thuis, we moeten vroeg vertrekken morgen” zei hij nog voor ik de deur dichttrok. “Jazeker, komt goed” antwoordde ik schijnheilig. Natuurlijk was het veel te gezellig en uiteindelijk kwam ik om 6 uur in de ochtend Halsteren weer binnenrijden. Hoe dichter bij huis, deste schuldiger ik me begon te voelen en besloot een bocht voor ons huis de motor van mijn auto af te zetten en mijn lichten uit te doen om vervolgens uit te bollen tot de voordeur. Sleutel niet helemaal terug in verband met het stuurslot.
Dat lukte allemaal. Aangezien ik schoenen droeg met leren zolen hoorde je die op straat dus die had ik voor het uitstappen al uitgedaan. Heel zacht drukte ik mijn portier in het slot en sloop als een dief de straat over. Heel voorzichtig schoof ik de sleutel in het slot en ik wist dat als ik de deur opendeed hij, na een centimeter of 20, begon te piepen. Als je de deur aan de kruk wat lichtte was dat piepen bijna niet meer te horen. Heel langzaam draaide ik de deur open en net toen ik de deurkruk vastpakte om hem wat op te lichten werd de deur opengetrokken.
Daar stond mijn vader! Hij keek me teleurgesteld aan en ik was klaar om een scheldkannonade te ontvangen.
Hij keek me nog eens goed aan en zei niets, geen woord, en liep naar buiten met zijn twee Rottweilers. De bus was al geladen, alleen de koelbox moest er nog in dus gespannen wachtte ik tot hij terug was. Hij keek me niet meer aan en zei niets, geen woord. De hele weg er naartoe hing er een gespannen sfeer in de cabine en ik had het allesbehalve naar m’n zin.
Spijt had ik ook, alleen al vanwege deze situatie. Ook op de cross aangekomen bleef het stil. Tussen de training en de eerste manche heb ik ‘m niet eens gezien en ik voelde de les die hij me leerde.
Nooit eerder was ik zo zenuwachtig als voor deze ene wedstrijd. Ik wist dat ik in de top vijf mee kon, en dat moest ik, zeker deze dag, waar maken. Gek genoeg was het de dag van mijn leven en alles lukte. Uiteindelijk mocht ik de tweede beker mee naar huis nemen en ben volgens mij nooit zo blij geweest met een beker als met deze bewuste. Op de terugweg werd er niet veel gepraat, alleen het gebruikelijke en hoognodige, meer niet. Hij wist dat hij niks hoefde te zeggen en dat ik m’n les geleerd had.

Als hij niets zei, zei hij het meest…