“Leg de verpakking van wat je meeneemt maar op de balie Olav, dan komt dat de volgende keer wel goed. Ik ga ff een boterhammetje eten”, zei hij en liep weg.
Verstomd bleef ik alleen achter in de motorzaak. Nog nooit eerder had ik dit meegemaakt. Navraag leerde me dat dat “Jos” was. Vertrouwen in de mens. Ik haalde mijn handschoenen uit de verpakking en legde het plastic op de balie. Eerst wilde ik er het geld bijleggen, maar dat leek me ook weer niet verstandig. Toen ik later terugkwam om te betalen was zijn vrouw in de zaak en bedankte me vriendelijk.
Een van de weinige keren dat ik te maken heb gehad met Jos Dolphijn. Ik kende hem via vrienden die bij de BLB reden. Doordat ik daar zo nu en dan maar eens meereed kende ik daar maar weinig mensen, maar Jos was er beroemd. Ik hoorde veel over hem en eigenlijk alleen maar positieve dingen. Zijn hulpvaardigheid werd het meest geprezen. Stond met raad en daad altijd klaar, en voor iedereen.
Veel later, op een BK in Wuustwezel ben ik eens wezen kijken naar de prestaties van Kevin Strijbos. Bladerend in het programmaboekje en zoekend naar bekende namen kwam ik Jos weer tegen. Jos kwam aan de start op een, volgens mij gele, Yamaha met bijpassend geel tenue, geheel in stijl. Hij deed zijn rondjes en uiteraard kon je nog steeds zien dat hij een coureur van niveau was geweest. Mooie rustige stijl, berekend en bekeken. Hij zag zijn sporen en volgde die ook. Jos was Jos en deed altijd zijn ding, volgde zijn spoor.
Ook nu heeft Jos zijn ding gedaan en daar schrok ik wel even flink van. We waren geen maatjes, dat niet, maar zonder het ooit aan hem te melden was er altijd wel een soort van respect. Dat heb ik voor mensen die hun droom durven te volgen.
In mijn ogen geen opgever maar een man met verstand van zaken die met die kennis, samen met zijn vrouw Paula een prachtige motorzaak opbouwde en de crosswereld bijstond.
Ik ken verder geen details en dat is ook niet nodig. Jos heeft gedaan wat hij moest doen, hoe verschrikkelijk en niet te begrijpen dat ook mag zijn. Een bijzondere man heeft ons verlaten. Bijzonder vooral in de zin dat hij besefte dat we op de wereld zijn om elkaar te helpen.

Bedankt voor je hulp Jos, bedankt voor de mooie jaren.

Sterkte Paula en familie, veel sterkte!

Daytona

“Als je de reis zelf betaalt, is de rest voor mij”, zegt mijn vader en laat me een folder zien. “Daytona speedweek ‘82” staat er op. Ik kan het gewoon niet geloven. Amerika, het beloofde land. Het land dat alleen in films bestaat. Op tv en in de bioscoop dus.
Eigenlijk kan ik helemaal niet mee omdat ik me in de eerste vakantie week moet melden op een marechaussee kazerne. Maar ja, als je moet kiezen… Ik besluit een aanvraag tot uitstel in te dienen en de vakantieplannen kunnen wat mij betreft gemaakt worden.
De dag van ons vertrek heb ik nog steeds geen bericht van de koningin gehad, dus besluit ik het er maar op te wagen. Afpakken kunnen ze het straks toch niet meer.
We moeten overstappen in New York, waar op dat moment een pak sneeuw ligt. Dat verwacht je dan weer niet als je al eens wat films hebt gezien die zich daar afspelen. Eenmaal op plaats van bestemming is de temperatuur behoorlijk te noemen. We zitten in een hotel aan het strand. “Daytona Beach” dus en het is prachtig.
Dikke pick up trucks baggeren langs de waterlijn. Ook wij rijden heen en weer met onze gehuurde Chevrolet en het gevoel is magisch. Aan de overkant van het hotel staat een restaurantje, “Wendy’s“ genaamd. Op dat moment natuurlijk nog nooit van gehoord. Daar is mijn “hamburgerverslaving” dus begonnen, heerlijk.
In de twee weken dat we er zijn doen we zo veel mogelijk. We gaan naar Dirt track en short track wedstrijden. Vaak ’s avonds met de lampen aan. De sfeer is onbeschrijflijk en ik krijg toch weer dat filmgevoel van thuis. De winnaar gooit gesigneerde frisbee’s het publiek in waar ik er een van vang. Geweldig. Ik ruik er aan en hou ‘m vast, goed vast. Alles is megagaaf en de mannen zijn stoere helden, allemaal.
Een vriend van mijn vader is ook ter plaatse die dan weer bevriend is met Jan Kostwinder en Boet van dulmen, die de race meerijden. Via hen mogen we mee rijden in een dikke Chevy convertible oldtimer die na de vakantie verscheept zal worden naar Nederland. We zitten hoog op de achterste leuning van de slee en mogen de pits doorrijden. Vervolgens brengen we een bezoekje aan “Den Boet en Jan” en krijgen wat te drinken. Ik vraag overal stickers, zoveel mogelijk.
Een paar mannen doen een wedstrijdje “pitbiken”om twee olievaten. Echt, het lijkt wel of ik meespeel in een film of gewoon droom. De “Daytona supercross” spreekt echt tot m’n verbeelding en “Doug Domokos” rijdt in de pauze op zijn gemakje het hele crosscircuit rond op zijn achterwiel. Ook weer magisch. Met mijn originele cowboyhoed op eet ik “footlong” hotdogs uit zilverpapier en hebben een gesprek met “The Pink Lady”. Het is een gekende bovenmiddelbare vrouw die overal opduikt in een felrose leren motorpak op een felrose Harley.  Zichtbaar geniet ze van alle aandacht.
Mijn vader besluit dat we toch ook maar wat crosskleding mee moeten nemen. Kwijlend zit ik op de achterbank van onze huurbak met een paar blauwe “Yoko Ktm” crossbroeken, een “Super Seer”crossbril en een “Bell moto 3”. Dit is echt de mooiste vakantie van mijn leven.
Naar het hotel rijdend komen we langs een crosscircuit waar wat jongens aan het trainen zijn en we stoppen. Als ik bij een Kawasaki rijder sta te kijken raken we in gesprek. Ik vertel hem dat ik cross en hij geeft me zijn helm. “you go and ride ‘m” zegt hij en wijst naar zijn KX125. Ik val bijna flauw en klim op het groene gevaarte. Het valt hem op dat ik vrij makkelijk door het losse zandstuk manouvreer. “In Holland, all we have is sand. Loads of it” leg ik hem uit.
Later in de week volgen we hem in de voorwedstrijden van de Supercross. Hij wint niet maar is wel een bijter. Mijn “American Hero”.
Naast ons hotel staat een “Peterbuilt” vrachtwagen met alles er op en er aan. Ik maak foto’s en weer kwijl ik.
M’n zus staat te flirten met een ruige Canadees die haar meevraagt achterop z’n bike. Motoren hebben ze daar namelijk niet, alleen “bikes”. Mijn moeder en zus vragen zich af wanneer we wat leuks gaan doen. We rijden een keer naar “Marineland” om naar een dolfijnenshow te kijken. Boeiend. “Pap, gaan we nou?” vraag ik ongeduldig, “die hebben we in Nederland toch ook?”
Thuisgekomen bleek m’n uitstel niet toegekend en omdat ik niet was verschenen mocht ik me vervolgens melden bij de Infanterie, van Heuts ook nog. Voor straf denk ik.
Altijd wilde ik nog een keer terug maar besef dat het alleen maar minder zal zijn. Altijd mooi natuurlijk maar nooit meer zo als toen. Magisch dus.

Pa, bedankt nog…

Er wordt een auto gestart bij de buren van mijn moeder.
Een zwaar brommend geluid zoekt zijn weg door de bomen van het Wuustwezelse bos. Zeker tien minuten later hoor ik de deuren weer slaan en een spierwitte BMW M3 rijdt langzaam het terrein af.
Met een slakkengang maar wat hoger in toeren rijdt de bolide het zandpad af naar de hoofdweg, terwijl het automatische hek zich gehoorzaam sluit. Vanuit de tuin kijk ik hem na. Op het Belgische kenteken staat “kid”.
Ja, Kevin Strijbos woont naast mijn moeder. Als hij de hoofdweg opdraait gaat standaard het gaspedaal naar beneden. Tot ver in zijn derde versnelling blijf ik het geluid volgen tot het langzaam opgaat in de bosgeluiden.
Ik weet nog dat ik haar wat langer geleden belde en ze me vertelde dat het huis van de buurvrouw verkocht was aan een “crosser”. “Misschien kun je eens samen gaan rijden”, zei ze nog. Het sprak een tijd lang tot mijn verbeelding.
Ik, al heel mijn leven gek van motorcross, heb een moeder die gewoon naast Kevin Strijbos woont! Natuurlijk is Kevin ook gewoon een mens, maar toch. Altijd als ik hem zie zit hij in zijn witte kanon, kijkt opzij en zwaait vriendelijk.
Kevin is geen bravourmannetje. Een rustige kerel eigenlijk wel. Ik weet nog dat ik bij mijn moeder in de bank zat en er op het raam geklopt werd. Ik doe de deur open en er staat een jongetje in de schemer met een petje op waardoor ik zijn gezicht niet goed kan zien.
Ik dacht eerst aan de buurjongen van de andere kant, dus vraag hem wat er aan de hand is. Het mannetje vraagt of ik misschien mijn busje even opzij kan zetten omdat hij er niet langs kan. Ik schiet snel mijn schoenen aan en de jongen draait om en loopt voor me uit. Op de rug van zijn jas zie ik een groot “Hens” logo en diverse andere crossuitingen. Pas dan besef ik dat het Kevin is. Ik zet mijn bus opzij en loop naar hem toe. “Hee Kevin, nu zie ik het pas”, probeer ik en hij draait om. “Oh, kent u me dan” zegt hij schuchter. Ik leg hem mijn crossverleden, in een hele kleine notedop, uit en het verbaast me eigenlijk dat hij blijft staan en naar me luistert. Hij geeft antwoord en stelt me zelfs nog een vraag.
Op dat moment sukkelt hij met wat langslepende blessures, maar verzekert me dat het allemaal goed gaat komen. “Zeker en vast”. Hij weet dat ik twee jonge jongens bezit en stelt voor, een keer met z’n allen te gaan fietscrossen op de baan in zijn tuin achter het huis. De volgende dag laat hij zijn opa, die het landgoed onderhoudt, twee gesigneerde posters afgeven voor mijn jongens. Kevin is rustig, bedeesd, netjes, en vooral heel vriendelijk.
Een paar weken geleden had ik mijn moeder weer aan de telefoon. “Kevin is verhuisd naar Lommel” zei ze en ik baalde. Vraag me niet waarom want we waren geen vrienden. Misschien vond ik het wel gewoon stoer om te kunnen zeggen dat Kevin mijn moeders buurjongen was, ik weet het niet.
Nu mis ik het brommen van de M3. Zijn vriendelijke lach en zwaai als hij voorbij reed. Nu kan ik alleen nog zeggen dat hij ooit naast mijn moeder heeft gewoond, en dat klinkt al een stuk minder spectaculair. Kevin, veel succes, het ga je goed. Ik kende je amper maar toch mis ik je wel een beetje…

Gerard Rond

Er is in de afgelopen 25 jaar is er veel veranderd in de crosswereld, heel veel. Ik heb geen idee of ze nu harder rijden als vroeger maar dat moet haast wel. Gezien de veertechnieken en de motoreigenschappen van de kanonnen van nu is er veel ontwikkeld in positieve zin.

Ik ben ooit gestopt met een KTM 495 tweetakt en merk dat als ik nu m’n 250’je opendraai, het vermogen zeker niet onder doet voor het materiaal van toen.
Als ik, in een melancholieke bui, weer eens beelden terugkijk van bijvoorbeeld een GP uit die “goeie ouwe” tijd krijg ik toch wel kippenvel. Mijmerend over de rijders van toen blijven mijn gedachten dan altijd steken bij onder anderen Gerard Rond. Gerard was in mijn ogen de “pretty boy” van die tijd. Een echte “gentleman” waardoor hij voor vrouwen volgens mij een knappe kerel was met erg veel charisma.
Door zijn nette taalgebruik leek hij iets of wat uit de hoogte misschien, maar dat paste wel bij hem. Hij zat altijd netjes in de kleding welke “volgenaaid” zaten met sponsorlogo’s.
Door zijn positieve uitstraling zagen verschillende zakenmensen wel een toegevoegde waarde in hem en zijn uitstraling. Een ambassadeur voor de sport zelfs.
Gerard was een van de mannen die het show element introduceerden in de motorcross. Hij sprong hoog, mooi en vooral erg plat. Stuur schuin en benen tegen de tank, geweldig vond ik het. Hij trok een wheelie waar hij wilde en was sterk, beresterk.
Ik weet nog goed dat ik met mijn vader mee was naar de “Cross der Azen” in St. Anthonis. Het was in de tijd dat Gerard erg veel “last” ondervond van Marc Velkeneers.
Ik stond bij een stuk waar ze een ruime bocht moesten nemen en vervolgens een meter of tweehonderd schuin omhoog gingen. Gerard kwam plat de bocht uit en draaide z’n gas wijd open. Door een vervelende knip schoot zijn linkerhand van het stuur en kon niet meteen terugpakken.
Waar een ander de gashandle even zou laten voor wat hij was hield Gerard hem gewoon lekker open. Het voorwiel van zijn watergekoelde Yamaha kwam los maar zijn gas bleef gewoon open. Met een hand aan het stuur probeerde hij de andere weer aan op z’n plaats te krijgen maar dat lukte hem pas na iets van 100 meter.
Met z’n jankende tweetakt stuiterde hij de heuvel op en bijna boven kreeg hij weer contact met zijn stuur. Niks aan de hand, geen tijd verliezen, gewoon gasgeven.
Dat beeld vergeet ik nooit meer. Mooi om te zien, maar vooral erg stoer, vooral voor zo’n klein manneke als ik toen was. Die ene imponerende actie maakte hem al een van mijn helden van die tijd.
Ik ben niet zo van de statistieken en zoek zulke dingen ook niet op, dus weet ook niet wanneer en waarom hij later gestopt is.
Hij heeft nog een “cross school” gehad volgens mij en daarna heb ik eigenlijk niks meer van hem gehoord. Ik hoef het ook eigenlijk helemaal niet te weten.
Ben geen recensist of crosshistoricus en hou het graag bij mijn momenten. Opsommingen van feiten horen tenslotte thuis op Wikipedia. Het gaat me om mijn beeld van toen.
Die beelden zijn mooi, en vooral heel echt!

Ze zouden de baan hier en daar wat omleggen vanwege de grote modderpoelen onderaan de dijken. Vlissingen was toen nog een van de mooiste banen (vind ik dan) in de wijde omstreek. Halverwege de natte dijk ineens de hoek om maar niet helemaal naar beneden te hoeven rijden.
Op zich een strak plan, temeer omdat ik al niet zo’n “modderrijder”was. De laatste wedstrijd om het Zeeuws kampioenschap en ik maakte zowaar nog kans op een bekertje. Alles verliep goed tot ik me vergiste in de dijkafslag. Te hard kwam ik de dijk over en moest vol in de ankers om de “vervroegde afslag”nog te kunnen halen. Voorrem moest er echt goed bij, welke ik vervolgens van schrik iets te hard inkneep. Voorwiel schoof onderuit en mijn gashandle kwam op de knie van mijn uitgestoken rechterbeen. Remhandle er precies onder en op die manier draaiden we beiden de dijk af.
Ik hoorde iets knappen wat achteraf mijn kniebanden bleken te zijn geweest. Na een tijdje in de caravan te hebben gezeten zonder me te bewegen wilde ik proberen de tweede training voorzichtig mee te doen. Toen ik op stond klapte mijn been opzij. Wit weggetrokken ben ik weer gaan zitten en heb volgens mij zitten huilen. Dit was niet goed, helemaal niet zelfs. In het naburige ziekenhuis kreeg ik een spalk waarmee ik naar huis moest.
“Ga over een week of twee maar naar het ziekenhuis bij jullie in de buurt” zei de arts geruststellend. In mijn “eigen”ziekenhuis werd me vervolgens verweten dat ik niet eerder was gekomen.
“Binnen 24 uur kunnen we de banden nog repareren, maar nu is al het weefsel verschrompeld en weggetrokken in de gewrichten”, waren de mooie woorden van de arts aldaar. Ik kon wel janken, zo erg vond ik het.
Ik besefte dat het gedaan was met de cross, dat wat op dat moment mijn hele leven beheerste. Ook wijlen Dr. Derweduwen heeft het niet kunnen herstellen en heeft de binnenband nog kunnen herstellen door er een kunststof exemplaar in de monteren. Anderhalf seizoen heb ik daarna nog gereden maar had te veel last. M’n knie zat het meest van de tijd vol met vocht en ben op een gegeven moment van ellende maar gestopt.
We vielen allemaal in een zwart gat op dat moment en wisten niet goed wat we met de weekenden aan moesten. Jarenlang was het cross, cross en nog eens cross. Ik heb het in het hele begin niet echt gemist, maar dat was alleen omdat ik de pijn niet meer had. In de jaren daarna is het altijd een groot gemis geweest, frustrerend bijna.
Ik wilde helemaal nog niet stoppen en het hoefde ook niet. Als het aan mijn vader had gelegen reden we nu nog ieder weekend de crossen af. Vanmiddag was ik m’n zoontje, op een naburig gelegen veldje, aan het leren schakelen en wegrijden vanuit stilstand. Terwijl ik naar hem stond te kijken moest ik aan mijn eigen “crosscarriere” denken en waarom ik ooit gestopt ben.
Alles lukte ineens en met een blij bekkie kijkt hij me aan. “Ik ben zo trots op mezelf pap!”. “Dat mag je ook zijn jongen, je doet het goed, heel goed zelfs”, en ik denk, “als je er net zoveel jaren zoveel plezier in mag hebben als ik heb gehad, is het wel een kapotte knie waard”

Eigenlijk ben ik niet zo van het “idolen hebben”. Ik had geen posters van mijn favoriete bandje of filmster aan de muur. Mijn muren hingen vol met crossposters, maar dan ook echt helemaal vol. Het was toen de tijd van Peter Herlings, Kees van der Ven en natuurlijk de Amerikanen zoals Bob Hannah en Broc Clover waren grote voorbeelden die me deden wegdromen in mijn eigen crosswereldje. Eenmaal zelf aan het crossen ga je natuurlijk kijken hoe ver je kunt komen en ben je minder bezig met de prestaties van de “groten der crossaarde”. Jarenlang reed ik Mon (Gelimbra) en had het goed naar mijn zin. Vrienden van mij hielden zich meer bezig bij onze zuiderburen en kwamen daar uit voor de BLB. Een gezellige toestand met erg veel toeschouwers in die tijd. M’n vrienden die daar de boel onveilig maakten zoals Peter Hoendervangers, Marco Hopmans en Peter Nefs hadden daar zelfs een eigen supportersclubje. Ik geloof dat ik daar 1 seizoen heb gereden en daarna nog wat losse wedstrijden als er in Nederland niks bijzonders te doen was. Een keer in mijn leven heb ik toch een crossidool gehad en dat was bij de BLB. In die tijd reed de uit Belgisch Limburg afkomstige Pierre Schroyen bij de inters. Pierre was de man voor mij. Hij heeft dat tot nu nooit geweten. Het gekke is ook dat ik hem nooit opzocht in het rennerskwartier, geen contact op welke manier dan ook. Ik wist eigenlijk niet eens hoe hij er uit zag. Dat was ook helemaal niet belangrijk voor me, ik wilde hem zien rijden. Zijn prachtige stijl en zijn vechtlust. Een grote sterke kerel was het toen en zat altijd een beetje met gebogen hoofd op de motor. Pierre reed hard, heel hard. Ik zag laatst een foto van hem op internet met een kampioenstrui aan dus hij zal waarschijnlijk wel een aantal keren kampioen zijn geweest in zijn “glorietijd”, geen idee, maar dat boeit me eigenlijk ook helemaal niet. Ik weet niet wat de voorwaarden officieel zijn om een idool te mogen hebben. Misschien moet je dat dan wel allemaal weten, maar voor mijn gevoel was Pierre dat wel voor mij in de tijd dat ik in Belgie vertoefde. Enige tijd heb ik zelfs geprobeerd zijn stijl na te bootsen, zo gek was het met me. Uiteraard gaat dat niet. Je zit zoals je zit en dat is ook goed, maar dat wilde ik niet. Ik wilde “net als Pierre”. Pierre kent me niet en zal me niet eens herkennen als ik tegen hem aan loop maar een tijdje geleden heb ik nog eens gedag gezegd tegen hem. Ik reed een wedstrijd bij de VBM veteranen in Belgie en wie reed er de fuik in?, juist, Pierre! Ik heb dus gewoon een keer samen met hem gereden, en dat idee alleen al vond ik geweldig. Sinds een tijdje heb ik Pierre op facebook en daar zag ik dat hij nog steeds erg actief is in de cross en fiets sport. Nog steeds is hij een voorbeeld voor met name de jeugd. Hij is een van de vele mensen die zich inzetten voor het welzijn van onze jongelingen. Vanuit het juiste hart meegeven van normen, waarden en doorzettingsvermogen. Hij is een bron van inspiratie en conditie. Als je een beetje blessurevrij mag blijven kun je het lang volhouden, in welke sport dan ook, en daar is Pierre het levende voorbeeld van. Er zijn nog steeds sporters die hem niet kunnen volgen, toen niet en nog steeds niet.
Pierre, bedankt voor de vele mooie momenten en blijf dat voorbeeld, van toen en nu, voor velen…

BetaRilland

Twee weken lang, iedere dag eventjes in de garage kijken. Er op zitten en aan vriendjes laten zien. “Pap, wanneer gaan we dan?”.

Ik weet het nog zo goed, mijn eerste keer. Ik barstte van de zenuwen. Onderweg naar de crossbaan probeerde ik achterin de bus, op een kratje, m’n “vetleren” laarzen aan te krijgen. Ik weet niet meer welk merk het was maar het was erg dik leer en moest met een tang de sluiting aantrekken. Het zweet stond al op mijn voorhoofd toen we op de crossbaan aankwamen. Een motordealer uit Klundert (Hans Heystek)vond indertijd dat ik een 250 Beta wel aan kon. “’T is een flinke vent” hoorde ik hem tegen mijn vader zeggen. Op zich was het een compliment, maar achteraf denk ik dat hij het dingetje gewoon kwijt moest. De rit was een drama, maar dat is vaak bij de eerste keren van allerlei dingen. Mijn eerste bocht eindigde op een veld naast de baan gelegen. Over een sloot heen “gesprongen” stond ik verdwaasd te kijken hoe ik weer op het circuit terecht zou kunnen komen. Mijn eerste echte sprong was een “no legger” van de eerste orde. Daar zou ik nu veel punten voor krijgen op de “X games”. Ik weet nog goed hoe ik me erna voelde. “Ik had gesprongen, ik was een man”. De avond voor mijn eerste wedstrijd in Rozenburg keek ik naar de tv en bedacht waar ik mijn beker zou zetten die ik misschien de volgende dag wel zou winnen. Die tv is lang leeg gebleven. Met m’n eerste beker heb ik sex gehad, zo blij was ik er mee. Het duurde vrij lang eer ik het een beetje te pakken had, maar ineens lukt het gewoon allemaal. Na twee van die Italiaanse kanonnen ben ik teruggestapt naar een 125 KTM afkomstig van Gerry Franken, die ik wat beter de baas kon. De jaren daarna waren geweldig en hebben me veel geleerd. Het leerde me vooral door te zetten, m’n horizon te verleggen en nooit, maar dan ook nooit op te geven. Niet in de cross maar ook niet in het leven. Vallen en opstaan, weer vallen en maar weer opstaan. Ik wil er niet stoer over doen maar ik heb wel het idee dat het te vergelijken is met een behoorlijke militaire opleiding. Voor mijn gevoel gaf het me een meerwaarde en ben erg blij dat ik de kans heb gehad dit te mogen doen.

Hij heeft inmiddels voor de eerste keer gereden, m’n zoontje More. Ook op zomaar een veldje en ook hij was nerveus. Hij vond het geweldig en ik waarschijnlijk nog meer. Hij reed zijn rondjes, netjes met de voetje op de steunen. Reed uit stilstand weg zonder problemen en kwam zo ook weer bij de bus aan. Nog niet gesprongen, ook niet over een sloot. Na een paar rondjes stopt hij weer en zet z’n motortje netjes in z’n vrij. Doet zijn brilletje af en kijkt me aan. “Gaaf hoor pap, echt gaaf” zegt hij met glinsterende ogen. “Heb je het niet koud pap?’ Ik verzeker hem dat ik lichamelijk geen problemen heb. Wat ik niet zeg is dat ik al een paar keer emotioneel volschoot bij het zien van zijn rijkunsten. Hij wil het zo graag en ik gun het hem zo. Hij heeft iets nodig als dit, het gaat hem vormen, dat weet ik nu al. Hij trapt zijn KTM etje weer aan en zegt, “ik ga nog even pap. “Ga maar lekker in de bus zitten hoor, je ogen zijn nat van de kou”

Een van de jongens waar ik echt benieuwd naar was is gestopt met motorcrossen!? Ik weet er het fijne niet van maar zag alles te koop staan en schrok toch wel even. Ik heb hem een paar keer zien rijden en was blij verrast. Een jonge gast zonder kapsones die lekker z’n ding deed. Mooie stijl die hem in combinatie met het juiste karakter nog een heel eind had kunnen brengen. Al behoorlijke sporen verdiend in de “supermotardwereld” en de overstap gemaakt naar de “noppen”. Een goeie keus dacht ik toen en volgens mij een veelbelovende. Aan de reacties van zijn vader Kees te zien is het Kyles eigen beslissing en is hij ogenschijnlijk het plezier kwijt. Een verlies in deze mooie sport van een talent! Kyle Matthijssen heeft de stijl, de “skills”, het materiaal en de steun om een heel eind te komen. Ik zeg “heeft” omdat ik hoop dat hij tot inkeer komt! Als ik me voor iemands gevoel ergens mee “bemoei” dan spijt me dat, maar wilde m’n gevoel wel even kwijt. En als zijn beslissing om de juiste reden genomen is heb ik er respect voor, uiteraard. Ieder zijn geluk!
Jammer, en vooral heel zonde…

“when I snap my fingers, you’ll wake up”