Ondanks zijn zeer recente ontslag uit het ziekenhuis vanwege een ‘bypass’ loopt hij al weer druk en vrolijk rond te banjeren over de binnenplaats. Giel van de Ven is motorcross. Vreemd genoeg heeft hij zelf geen crossloopbaan. Ja, toch wel een beetje. Een loopbaan van een minuut of tien. Ooit kocht vader Rinus, metaalhandelaar in Roosendaal, na lang aandringen van Giel, een 125 crossertje bij een klant. Een droom werd werkelijkheid en thuis aangekomen moest het ding de schuur in. “We gaan eerst friet halen zullen hem na het eten eens aan de gang slingeren” sprak zijn vader en reed weg. Daar kon Giel toch niet op wachten? Hij moest hem horen maar vooral voelen. Het geluid, die trilling. “Grote Rinus” was de straat nog niet uit of Giel stond, omringd door de overige uiterst nieuwsgierige “kampjeugd” buiten zijn motortje aan te trappen. Even een stukkie en dan snel dat ding terug de schuur in. Niemand zou er wat van merken. Zijn rit duurde alles bij elkaar nog geen 5 minuten en eindigde in het prikkeldraad. Hevig geschrokken en nog heviger bloedend reed hij terug naar huis. Motor in de schuur en naar zijn kamertje. Hij voelde wel de snijdende pijn maar durfde niet in de spiegel te kijken. “Zo erg zal het wel niet zijn”, praatte hij zichzelf moed in en ging met kleren aan in bed liggen. Zijn gehavende gezicht op het kussen gedrukt. Morgen zou het wel over zijn. Afwassen en klaar, niemand zou iets merken.

“Giel, eten! Pa is er met de friet!” schalde moeders stem vanuit de keuken. Moeder opende de deur van zijn kamertje. “Giel, kom je eten?” sprak ze iets zachter nu. “Nee hoor, heb niet zo’n honger”, probeerde Giel. Hier kwam hij helaas niet mee weg. Giel die normaal gesproken als een gier op zijn “frietprooi” dook had nu ineens geen honger. Met het licht aan werd het moeder al veel duidelijker. De “dollemansrit” van Giel had tot gevolg dat zijn hele wang open lag, inclusief tandvlees. “Je kon zo vanaf de buitenkant naar binnen kijken” lacht hij nu. Eenmaal weer thuis na de behandeling in het ziekenhuis wilde Giel graag naar bed. Hij had pijn, veel pijn. “Kom” zei zijn vader, “kom eens mee naar de schuur”, en trok hem aan zijn arm mee naar buiten. “Pak je motor maar”, zei “Grote Rinus”. “Ja maar Pa, ik wil nu niet rijden, ik wil naar bed” probeerde Giel maar zijn vader dirigeerde hem de schuur in. Onder licht protest reed Giel zijn crossertje de schuur uit. Ze liepen gezamenlijk en vooral zwijgend naar de plaats waar de sloopauto’s doorgaans hun laatste rustplaats kregen. Giel wilde niet rijden, vooral nu even helemaal niet. “zet je motor daar maar weg” zei Rinus en wees naar een bepaalde plaats op het terrein. Precies de plaats waar de auto’s stonden vooraleer ze geplet werden door het grote blok beton wat aan de kraan hing. Dat was het einde van Giels crossertje en tegelijk ook van zijn crossloopbaan. Hij “mocht” het zelf doen van zijn vader. De boodschap was duidelijk, de motor plat.
Geen vakantie, geen gekke dingen.

“Schoenen uit zeker?”, vraag ik lachend naar de bekende weg. “Nou, als je het niet erg vindt”, reageert Janneke van de Ven en gaat me voor in hun woning. De honden mogen me vooralsnog niet echt. Een “woonwagenkamp” heette het vroeger en dat was het toen ook. Van het fenomeen “woonwagen” is niet veel meer over. De ruimte en luxe van de hedendaagse woonwagens doet niets onder voor dat van een “burgerhuis” als bijvoorbeeld het mijne. Giel stapt iets later binnen. “Ja, alles gaat intussen gewoon door he” zegt hij lachend en gaat zitten. “Als je het goed wil doen, en dat moet je wel als je op een bepaald niveau komt, gaat al je tijd er aan op”. Dat geldt natuurlijk niet alleen voor de rijder of in dit geval rijdster. Ondanks de sponsoring die ze mogen ontvangen en waar ze waanzinnig blij mee zijn, gaat niet alleen de tijd, maar ook al het geld er aan op. Geen vakantie, geen gekke dingen. “Begrijp me niet verkeerd, we zouden niet anders meer willen hoor” zegt Giel snel, alsof hij bang is dat ik medelijden zou krijgen met het paar. Het hele gezin draait om de cross. Voorheen draaide het allemaal om “Kleine Rinus”. Rinus, die om hele dringende gezondheidsredenen en tot veler verdriet voortijdig met “crosspensioen” moest gaan gaf het stokje door aan zijn jongere zusje Nancy. Nancy is erg gedreven en evenals haar broer bedeeld met een bovengemiddeld portie crosstalent. “Wereldkampioen bij de dames” is haar doel en gezien haar 5e plaats in de eindstand van afgelopen seizoen zeker geen onhaalbare missie. Nancy doet alles, laat veel en geeft alles wat ze heeft.
Wie A zegt

“We hebben zelf ‘A’ gezegd”, zegt Giel. “Wie A zegt moet doorgaan en dat doen we ook.” Ze kunnen en willen ook niet meer terug. “Bij ‘Z’ is de missie pas geslaagd”’, aldus het gezin van de Ven. “Met alleen een beetje talent kom je er niet, zo is het altijd geweest.” De kleine Nancy toonde al veel door zich met een 125cc machine te manifesteren tussen het geweld van de zwaardere en snellere 250 viertakten. ls je vermogen niet toereikend moet je het ding dus “simpelweg” langer open houden en daar leer je erg veel van.
De nationale motorcrosssport vindt Giel vooral erg mooi, maar er is ook veel jaloezie en dat steekt Giel wel eens een beetje. Men zou het knap moeten vinden dat een jong meisje als Nancy zich zo voortreffelijk weet te handhaven binnen zo’n grote groep stoere mannen. Helaas is de werkelijkheid vaak anders. “Op Grand Prix niveau is het ineens een heel ander wereldje. Daar is wel respect voor haar prestaties en wordt openlijk de huivering uitgesproken over wat er de concurrentie allemaal nog te wachten staat. Natuurlijk moet je er boven staan maar een mens blijft toch maar gewoon een mens. Het gaat ook te ver soms.
de “manager” van het hele circus

Na een te groot aantal herseninfarcten en vele hartklachten is Giel volledig afgekeurd. “Natuurlijk is dat het ergste wat je kunt overkomen, maar wel de mazzel van m’n kinderen.” Op deze manier is hij wel in de mogelijkheid veel tijd met en voor zijn kinderen door te brengen. Jammer is dan weer dat daar op verschillende manieren tegen aan gekeken wordt door veel buitenstaanders. Ik weet wat ik wel en niet kan. Natuurlijk voel ik dat en maak dan ook regelmatig pas op de plaats. Wat bijna niemand ziet en weet is dat Janneke misschien wel het meeste doet. Ze is de “manager” van het hele circus. Zonder haar waren we nooit zover gekomen en zou het dan ook helemaal in de spreekwoordelijke soep lopen. Ze doet de boekhouding en regelt de broodnodige sponsorcontracten met bijbehorend overleg. Ze zorgt daarnaast nog eens voor alle kleding, brillen en helmen. Ook de catering valt onder haar takenpakket. Dit alles met de cross en trainingsbegeleiding van “grote broer” Rinus maakt het geheel een (h)echt team.
“Laat Nancy alsjeblieft niet crossen Pa”, smeekte Rinus zijn vader.

Naast alle bezigheden repareren Giel en kleine Rinus nieuwe en gebruikte motoren onder de naam “Ven’s motorsport”. Ze repareren, stellen af, alles naar wens van de klant . Met deze inkomsten vullen zij het budget nog wat aan om alle reizen zo veel mogelijk te kunnen maken. Ze zijn veel onderweg wat inspanning en geld kost. Het “team” neemt er wel de tijd voor. “Anders trek ik het niet” zegt Giel met grote ogen. Ik heb mijn rust nodig en aangzien ik een redelijk emotioneel mannetje ben, gaat m’n hart ook nogal eens sneller dan er gezond voor is. Ik krijg daar wel eens een opmerking over natuurlijk. Met een zwak hart moet je de spanning zo veel mogelijk vermijden. “Ik weet het wel en voel het ook vaak maar kan gewoon niet zonder.” Hij kijkt me aan met natte ogen. “Dat gaat niet meer, snap je dat Olav?.” Ik denk wel dat ik het begrijp. Een “grote” mond met een bijbehorend klein hartje. Dat wordt nog eens bevestigd als we een stukje kijken van de bekroonde film “Diepe sporen”. Het is het relaas van de “zwarte dag” in 2004. Het tweede jaar van de veel te korte profcarierre van Kleine Rinus. Daar waar hij de zware crash maakte waardoor hij 1 nier, zijn milt en een stuk van zijn alvleesklier moest afgeven door een afgescheurde slagader. Na drie maanden stond hij alweer op het podium van de supercross in Goes met rijders van formaat. Niemand kon het begrijpen. De tweede zware crash in Stuttgart was de nekslag voor de taaie Rinus. Met maar liefst 17 botbreuken waarvan 8 ruggewervels lag hij weer op het randje van de dood. Na een aantal zware operaties heeft Rinus uiteindelijk toch de beslissing moeten nemen te stoppen. Hoeveel pijn kan een mens verwerken? Rinus kon het niet meer opbrengen weer uit een diep dal te klimmen. Ook wilde hij het niet meer. De risico’s waren te groot geworden. Het leven is dan toch meer dan motorcross alleen. “Laat Nancy alsjeblieft niet crossen Pa”, smeekte Rinus zijn vader. Deze ellende gun je niemand, zeker je kleine zusje niet. Ik luister aandachtig en kijk tussendoor met een schuin oog naar de TV. De film loopt door en ineens krijg ik kippevel. Eigenlijk van de hele situatie. Ik kijk naar Giel die me met tranen in zijn ogen aankijkt.Lang. Hij kijkt naar de stilletjes aangeschoven Nancy. “Zet maar af, alsjeblieft!” Zegt hij hard, bijna kwaad. Hij beleeft het weer en heeft weer de pijn. “Neem die dvd maar mee als je wilt. Kun je thuis op je gemakje eens kijken”. Als je weet dat Rinus nog voor zijn tweede verjaardag al op de motor zat en daarna bijna alles won waar hij aan mee deed begrijp je wel dat dat pijn moet doen. Eigenlijk nog niet eens een hele zware crash om te zien, maar wel met desastreuze gevolgen. Lang wist Giel het cross debuut van zijn kleine Nancy uit te stellen maar hij wist dat het ging gebeuren, eens. Ook tegen Nancy zeiden ze ‘A’…
Ondanks dat er nog steeds aan Rinus getrokken wordt houdt hij het definitief voor gezien en is hij samen met zijn Dominique begonnen aan “Het leven deel 2”. Hij test alleen nog motoren voor KTM en Yamaha. Alles zonder enige druk en op zijn eigen, toch nog steeds onwaarschijnlijk hoge, tempo.
Er zijn zoveel vraagstukken

Er gaat veel om in de hoofden van “Team van de Ven”, maar vooral in die van Giel en Janneke. Er zijn zoveel vraagstukken en aspecten die je moet beantwoorden om op de juiste en meest verantwoorde manier verder te groeien. Wat is de beste voorbereiding? Veel op de motor, weinig op de motor? Lopen, fietsen, of wellicht beide? Ook houden ze rekening met de mogelijkheid dat er een keer een professioneel team aan zal kloppen om Nancy in te lijven, zoals ook bij broer Rinus gebeurde. Klinkt mooi natuurlijk maar hierdoor zullen ze dan ook een deel van de regie kwijtraken. Wat is dan wijsheid? Als je praat over je eigen kind vechten verstand en gevoel nogal eens. Moeilijk is het zeker.
“Ik zie het al, dit wordt een voetballer”.

Ik ken hem niet erg goed maar ik zie wel aan zijn gezicht dat hij moe is. Vandaag was het een drukke dag voor Giel en Janneke. Sinds kort zijn ze opa en oma. Xavi, het zoontje van Rinus en Dominique was vandaag op bezoek en daar maken ze heel graag wat tijd voor vrij. Twee dagen per week passen ze op de kleine en daar laadt Giel zijn batterij weer mee op. Het eerste wat Giel zei toen hij het hummeltje in zijn handen had; “Ik zie het al, dit wordt een voetballer”. Wat Giel echt zou wensen weet niemand.
Het is hard werken

Net op het moment dat ik aan wil geven maar weer eens huiswaarts te keren staat hij op. “kun je er wat mee denk je?” vraagt hij me met vermoeide ogen.
Deze emotionele avond heeft veel impact op me gehad en me een goed beeld gegeven van wat er zich bij “Team van de Ven” achter de schermen zoal afspeelt. Het is hard werken, heel hard en voor iedereen maar het is mooi. Motorcross. Een van de weinige ziektes waar je blij mee mag zijn.

Een wereld in een wereld.

Mike Kras is relaxed. Een “achterstevorencap” met bijpassende zonnebril typeert de crosser. Geen prater zoals hij zelf zegt, en zijn moeder beaamt. We zitten achter buiten waar de zon lekker brandt. Fijnaart is een rustig dorpje en dat merk je dan ook meteen.
Onverwacht fit loopt hij rond en haalt drinken voor ons. “een zorgzaam typ” zegt zijn moeder als hij even in de keuken is. “Mike heeft vanaf zijn 15e al voor zichzelf leren zorgen”.
“Mike zat al vroeg op de motor”, zo begint zijn moeder. Op zijn vijfde verjaardag stond er dan ook een crossertje in de tuin. ”Toen ik Mike kreeg heb ik meteen gezegd; “dit moet een crosser worden”. Mike’s moeder was in die tijd een groot fan van Tallon Vohland. Een toen opkomend talent. “Een mooi en vooral sympathiek mannetje”, zegt ze glunderend. Een crosser heeft ze gekregen, want Mike ragde alles af wat hij onder zijn kont kreeg. Een natuurtalent wordt over het algemeen snel opgemerkt en ingelijfd. Vandaar ook dat Mike, die in die tijd alles won waar hij aan meedeed, al snel opviel bij diverse crossteams.
Met zijn 15 jaar werd hij dan ook “weggehaald” uit zijn ouderlijk huis om in Friesland zijn, dan al succesvolle, carriere uit te bouwen. “Ze zouden goed voor hem zorgen, althans dat beloofden ze me” zegt zijn moeder en kijkt bedenkelijk omhoog. Aangezien Mike geen prater is heeft hij lang gedaan wat er van hem verwacht werd, zonder verontrustende meldingen huiswaarts te maken.
De lol van het crossen was er voor Mike al snel af. De romantiek, het plezier van het rijden raakte zoek en kwam ook niet terug. Een grote druk rustte bijna constant op zijn schouders en daar had hij veel last van. Mike presteerde daarom ook veel beter als hij geen stress had. Als er niks moest en (bijna) alles mocht reed hij de sterren van de hemel.
Ja, Mike is een natuurtalent.” Op de een of andere manier weet ik precies wat ik met mijn motor kan en voel dingen vrijwel meteen aan”. Dan hoorde ik bijvoorbeeld een bepaald geluidje onder het rijden. Stopte bij mijn monteur en meldde mijn probleem. “Niks aan de hand, ik hoor niks, rijden!” was het antwoord. Twee ronden verder ontplofte het ding zowat. “Als er iets is voel ik het meteen, altijd”. Zonder stoer of arrogant te willen zijn durf ik wel te zeggen dat ik een hele goede motorbeheersing heb. Ik bepaal waar ik los, en vervolgens weer neerkom. “Een fijn gevoel waardoor je je niveau behoorlijk op kunt schroeven” aldus Mike.

Mike wordt ook wel “de kogel” genoemd. Hij dankt zijn bijnaam aan zijn geweldige starttechniek. Praktisch altijd bij de eerste drie weg. Bij een “slechte” start zit hij nog steeds bij de eerste tien.
“Het lijkt allemaal zo prachtig voor de buitenstaander” zegt Mike en terecht. Het lijkt inderdaad geweldig, ook in mijn ogen, maar er is dus wel een vette keerzijde aan deze medaille. Het “moeten” stond hem het meest tegen. Hij was “in dienst van” dus moest heel veel en mocht veel minder.
Voor Mike was het al die jaren niets meer dan, veelal onderbetaald, werk, zoals wij naar kantoor of de werkplaats gaan. Hij wist niet beter dan crossen. Dag in dag uit, tot het bijna tegen ging staan.
De laatste vijf waren eigenlijk zijn mooiste jaren en heeft hij het goed naar zijn zin gehad. Door John Beijer werd hij gevraagd voor hem te komen rijden en Mike kon zijn eigen gang gaan. Geen druk, gewoon lekker rijden. Het plezier kwam terug en hij presteerde ook gelijk een stuk beter. Ondanks dat blijft er toch een tijd van komen en een tijd van gaan.
Zijn verhaal is voor mij moeilijk te begrijpen. Jarenlang crosste ik met grootse plannen voor de toekomst op ondermaats niveau. Wij, mijn vrienden en ik, gingen het natuurlijk maken in de cross. Aan vechtlust ontbrak het me niet, alleen was het benodigde talent niet aanwezig. Juist daarom is het zo onwerkelijk te horen dat je het gewoon beu kan zijn, ook al barst je van het talent.
Mike wist al dat dit zijn laatste seizoen zou worden. Als ik die laatste keer niet zo hard gevallen was zou ik sowieso gestopt zijn na dit seizoen. Die enorme crash heeft mijn beslissing alleen maar versneld en zeker makkelijker gemaakt. De letsels waren dermate ernstig dat ik voor hetzelfde geld nu in een rolstoel had gezeten. Nooit meer kunnen lopen en een zeer beperkt leven leiden schrok Mike Wazowski dermate af dat zijn besluit eigenlijk al meteen gemaakt was.
“Ik ga er niet meer op” zegt hij met een relaxte en vastbesloten blik en kijkt me aan. “Ik ben er klaar mee en voor” .

“Ik ben nog aan het denken welke kant ik uit wil, maar neem er mijn tijd voor”. “Al een paar jaar dacht ik: wat als ik klaar ben met de cross. Wat als ik wil of wellicht moet stoppen. Wat dan?”
Op dat punt stop je dan ook met denken, en ieder seizoen kreeg hij weer een nieuwe aanbieding of verlenging van zijn contract en dacht dan, “Nog een seizoen en dan kap ik”.
Het lot heeft hem een handje geholpen. Nog steeds is het onwerkelijk te zien dat zo’n talentvolle kerel kan zeggen, “ik stop ermee”
Mike leefde de jongensdroom van mij en vele anderen. Mike heeft het allemaal gezien en meegemaakt. Hij hield er een berg goede en echte vrienden aan over en zag veel meer van de wereld dan menig man van zijn leeftijd. Al met al heeft hij nu een mooie en kostbare zak zorgvuldig verworven bagage die hem zeker nog van pas gaat komen in zijn verdere leven en loopbaan.
Het is een nette welbespraakte jongen. Is altijd een ambassadeur geweest voor zijn sport en zal zeker goed terecht komen.
Op mijn vraag of hij nu eigenlijk nog wat heeft overgehouden aan zijn 20 jarige succesvolle carriere wijst hij trots naar de poort in de houten schutting.
“Ik heb mijn bus verkocht en de gesponsorde spullen netjes teruggebracht naar de mensen die me altijd bijgestaan hebben”. In voor en tegenspoed stonden ze voor me klaar en daar ben ik dankbaar voor. Van het opgebrachte geld kocht hij een mooie bolide. Met glanzende ogen staart hij naar het kanon en er verschijnt een lach op zijn ontspannen gezicht.
Mike is gelukkig, ik zie het aan zijn gezicht. Misschien wel voor het eerst sinds jaren. Hij is gelukkig met zijn beslissing, zijn trouwe partner Indya en zijn mooie auto.
Een jonge vent met veel in zijn mars, een geweldige basis en nog een heel eind te gaan…
Succes Mike en bedankt voor al het mooie wat je de sport gegeven hebt.
Het ga je goed.

In mijn crosstijd heb ik nooit gerookt en het hevigste wat ik in die tijd gedronken heb is een Shandy geweest.
Na mijn mislukte knieoperatie ben ik nog een seizoen of anderhalf door blijven “modderen” tot ik er zelfs geen zin meer in had.
Redelijk bijzonder, temeer omdat motorcrossen jarenlang mijn lust en mijn leven was. Iedere keer maar weer een berg vocht erin en een slepende pijn door al dat vocht tussen mijn gewrichten. Uit een soort van frustratie ben ik in mijn “crossnadagen” regelmatig in het cafe beland. Mijn pa was er minder blij mee maar zo af en toe ging ik dan toch wel eens wat drinken met m’n maatjes.
Het was op een zaterdagavond voor een clubwedstrijd in Dordrecht dat ik besloot nog even bij een van m’n vrienden langs te gaan. Het plan was natuurlijk de kroeg, maar dat durfde ik hem toen niet te vertellen.
“Ben je wel op tijd thuis, we moeten vroeg vertrekken morgen” zei hij nog voor ik de deur dichttrok. “Jazeker, komt goed” antwoordde ik schijnheilig. Natuurlijk was het veel te gezellig en uiteindelijk kwam ik om 6 uur in de ochtend Halsteren weer binnenrijden. Hoe dichter bij huis, deste schuldiger ik me begon te voelen en besloot een bocht voor ons huis de motor van mijn auto af te zetten en mijn lichten uit te doen om vervolgens uit te bollen tot de voordeur. Sleutel niet helemaal terug in verband met het stuurslot.
Dat lukte allemaal. Aangezien ik schoenen droeg met leren zolen hoorde je die op straat dus die had ik voor het uitstappen al uitgedaan. Heel zacht drukte ik mijn portier in het slot en sloop als een dief de straat over. Heel voorzichtig schoof ik de sleutel in het slot en ik wist dat als ik de deur opendeed hij, na een centimeter of 20, begon te piepen. Als je de deur aan de kruk wat lichtte was dat piepen bijna niet meer te horen. Heel langzaam draaide ik de deur open en net toen ik de deurkruk vastpakte om hem wat op te lichten werd de deur opengetrokken.
Daar stond mijn vader! Hij keek me teleurgesteld aan en ik was klaar om een scheldkannonade te ontvangen.
Hij keek me nog eens goed aan en zei niets, geen woord, en liep naar buiten met zijn twee Rottweilers. De bus was al geladen, alleen de koelbox moest er nog in dus gespannen wachtte ik tot hij terug was. Hij keek me niet meer aan en zei niets, geen woord. De hele weg er naartoe hing er een gespannen sfeer in de cabine en ik had het allesbehalve naar m’n zin.
Spijt had ik ook, alleen al vanwege deze situatie. Ook op de cross aangekomen bleef het stil. Tussen de training en de eerste manche heb ik ‘m niet eens gezien en ik voelde de les die hij me leerde.
Nooit eerder was ik zo zenuwachtig als voor deze ene wedstrijd. Ik wist dat ik in de top vijf mee kon, en dat moest ik, zeker deze dag, waar maken. Gek genoeg was het de dag van mijn leven en alles lukte. Uiteindelijk mocht ik de tweede beker mee naar huis nemen en ben volgens mij nooit zo blij geweest met een beker als met deze bewuste. Op de terugweg werd er niet veel gepraat, alleen het gebruikelijke en hoognodige, meer niet. Hij wist dat hij niks hoefde te zeggen en dat ik m’n les geleerd had.

Als hij niets zei, zei hij het meest…

“Is de baan open?” is een veelgestelde vraag op voornamelijk Facebook. Natuurlijk is het fijn te weten omdat je vaak toch nogal een stukje rijden moet voordat je je motor de sporen kunt geven. Vooral niet leuk is het dan om na alles ingeladen te hebben een uur later voor een dichte circuitpoort te staan. Over het algemeen is er goede en directe informatie vanuit de club. Anders is er altijd nog wel een 06 nummer beschikbaar waar de nodige informatie wordt gegeven. Aangezien ik net iets te veel tijd voor m’n laptop spendeer zie ik vaak de reacties voorbijkomen. Meestal is er respect voor een sluiting bij slecht weer. Soms ook niet. Verontwaardiging en onbegrijpelijke discussie’s komen dan voorbij. Dan denk ik aan de mannen die er altijd zijn. Te herkennen aan een clubshirtje zorgen zij ervoor dat alles in orde is. Zelf crossen ze vaak niet eens. “Gewoon” vrijwilligers die het een ander gunnen plezier te hebben van hetgeen ze doen, crossen dus. Als je er goed over nadenkt is het eigenlijk te gek voor woorden dat er dan nog commentaar kan zijn. “Baan ligt klote want er is niet gevlakt”. “Te veel gesproeid”, “Te weinig gesproeid”, “Op een verkeerd moment gesproeid”. Het baantje waar ik vaak kom ligt er altijd netjes bij. De poort gaat ruim voor de circuitopening open. Ze komen naar je raampje lopen om het broodnodige trainingsgeld in ontvangst te nemen. Er is tijdruimte gemaakt om de kleinere piloten veilig te laten rijden. Alles is geregeld door mensen die niet crossen, mannen en vrouwen met hart voor de club. Laatst stond ik achterin het rennerskwartier. Als een van de laatsten reed ik er af en zag wat er allemaal achtergelaten was. Naast de prullenbakken, overal lag wel wat. Er is volgens mij geen vastgestelde “van het terrein afrij tijd” dus niemand heeft haast. Als ik langs het busje rij van de “terreinbaas” zit die netjes te wachten tot iedereen weg is. Tot hij de poort weer op slot kan doen en als laatste huiswaarts kan keren. Ik doe mijn raampje open en wil hem bedanken. Hij is me voor. Hij lacht en zwaait naar mij en mijn zoontje. “Bedankt he” roept hij nog. “Jij bedankt” roep ik en zwaai terug.
Ja, hij wacht netjes tot iedereen weg is. Dan kan hij ook naar huis. Op naar het weekend, dan is hij er weer. Hij is er namelijk altijd.
“Bedankt jongens”…

Er wordt een auto gestart bij de buren van mijn moeder.
Een zwaar brommend geluid zoekt zijn weg door de bomen van het Wuustwezelse bos. Zeker tien minuten later hoor ik de deuren weer slaan en een spierwitte BMW M3 rijdt langzaam het terrein af.
Met een slakkengang maar wat hoger in toeren rijdt de bolide het zandpad af naar de hoofdweg, terwijl het automatische hek zich gehoorzaam sluit. Vanuit de tuin kijk ik hem na. Op het Belgische kenteken staat “kid”.
Ja, Kevin Strijbos woont naast mijn moeder. Als hij de hoofdweg opdraait gaat standaard het gaspedaal naar beneden. Tot ver in zijn derde versnelling blijf ik het geluid volgen tot het langzaam opgaat in de bosgeluiden.
Ik weet nog dat ik haar wat langer geleden belde en ze me vertelde dat het huis van de buurvrouw verkocht was aan een “crosser”. “Misschien kun je eens samen gaan rijden”, zei ze nog. Het sprak een tijd lang tot mijn verbeelding.
Ik, al heel mijn leven gek van motorcross, heb een moeder die gewoon naast Kevin Strijbos woont! Natuurlijk is Kevin ook gewoon een mens, maar toch. Altijd als ik hem zie zit hij in zijn witte kanon, kijkt opzij en zwaait vriendelijk.
Kevin is geen bravourmannetje. Een rustige kerel eigenlijk wel. Ik weet nog dat ik bij mijn moeder in de bank zat en er op het raam geklopt werd. Ik doe de deur open en er staat een jongetje in de schemer met een petje op waardoor ik zijn gezicht niet goed kan zien.
Ik dacht eerst aan de buurjongen van de andere kant, dus vraag hem wat er aan de hand is. Het mannetje vraagt of ik misschien mijn busje even opzij kan zetten omdat hij er niet langs kan. Ik schiet snel mijn schoenen aan en de jongen draait om en loopt voor me uit. Op de rug van zijn jas zie ik een groot “Hens” logo en diverse andere crossuitingen. Pas dan besef ik dat het Kevin is. Ik zet mijn bus opzij en loop naar hem toe. “Hee Kevin, nu zie ik het pas”, probeer ik en hij draait om. “Oh, kent u me dan” zegt hij schuchter. Ik leg hem mijn crossverleden, in een hele kleine notedop, uit en het verbaast me eigenlijk dat hij blijft staan en naar me luistert. Hij geeft antwoord en stelt me zelfs nog een vraag.
Op dat moment sukkelt hij met wat langslepende blessures, maar verzekert me dat het allemaal goed gaat komen. “Zeker en vast”. Hij weet dat ik twee jonge jongens bezit en stelt voor, een keer met z’n allen te gaan fietscrossen op de baan in zijn tuin achter het huis. De volgende dag laat hij zijn opa, die het landgoed onderhoudt, twee gesigneerde posters afgeven voor mijn jongens. Kevin is rustig, bedeesd, netjes, en vooral heel vriendelijk.
Een paar weken geleden had ik mijn moeder weer aan de telefoon. “Kevin is verhuisd naar Lommel” zei ze en ik baalde. Vraag me niet waarom want we waren geen vrienden. Misschien vond ik het wel gewoon stoer om te kunnen zeggen dat Kevin mijn moeders buurjongen was, ik weet het niet.
Nu mis ik het brommen van de M3. Zijn vriendelijke lach en zwaai als hij voorbij reed. Nu kan ik alleen nog zeggen dat hij ooit naast mijn moeder heeft gewoond, en dat klinkt al een stuk minder spectaculair. Kevin, veel succes, het ga je goed. Ik kende je amper maar toch mis ik je wel een beetje…