Eigenlijk ben ik niet zo van het “idolen hebben”. Ik had geen posters van mijn favoriete bandje of filmster aan de muur. Mijn muren hingen vol met crossposters, maar dan ook echt helemaal vol. Het was toen de tijd van Peter Herlings, Kees van der Ven en natuurlijk de Amerikanen zoals Bob Hannah en Broc Glover waren grote voorbeelden die me deden wegdromen in mijn eigen crosswereldje.
Eenmaal zelf aan het crossen ga je natuurlijk kijken hoe ver je kunt komen en ben je minder bezig met de prestaties van de “groten der crossaarde”. Jarenlang reed ik Mon (Gelimbra) en had het goed naar mijn zin. Vrienden van mij hielden zich meer bezig bij onze zuiderburen en kwamen daar uit voor de BLB.
Een gezellige toestand met erg veel toeschouwers in die tijd. M’n vrienden die daar de boel onveilig maakten zoals Peter Hoendervangers, Marco Hopmans en Peter Nefs hadden daar zelfs een eigen supportersclubje. Ik geloof dat ik daar 1 seizoen heb gereden en daarna nog wat losse wedstrijden als er in Nederland niks bijzonders te doen was. Een keer in mijn leven heb ik toch een crossidool gehad en dat was bij de BLB.
In die tijd reed de uit Belgisch Limburg afkomstige Pierre Schroyen bij de inters. Pierre was de man voor mij. Hij heeft dat tot nu nooit geweten. Het gekke is ook dat ik hem nooit opzocht in het rennerskwartier, geen contact op welke manier dan ook.
Ik wist eigenlijk niet eens hoe hij er uit zag. Dat was ook helemaal niet belangrijk voor me, ik wilde hem zien rijden. Zijn prachtige stijl en zijn vechtlust. Een grote sterke kerel was het toen en zat altijd een beetje met gebogen hoofd op de motor. Pierre reed hard, heel hard. Ik zag laatst een foto van hem op internet met een kampioenstrui aan dus hij zal waarschijnlijk wel een aantal keren kampioen zijn geweest in zijn “glorietijd”, geen idee, maar dat boeit me eigenlijk ook helemaal niet.
Ik weet niet wat de voorwaarden officieel zijn om een idool te mogen hebben. Misschien moet je dat dan wel allemaal weten, maar voor mijn gevoel was Pierre dat wel voor mij in de tijd dat ik in Belgie vertoefde. Enige tijd heb ik zelfs geprobeerd zijn stijl na te bootsen, zo gek was het met me. Uiteraard gaat dat niet. Je zit zoals je zit en dat is ook goed, maar dat wilde ik niet. Ik wilde “net als Pierre”. Pierre kent me niet en zal me niet eens herkennen als ik tegen hem aan loop maar een tijdje geleden heb ik nog eens gedag gezegd tegen hem. Ik reed een wedstrijd bij de VBM veteranen in Belgie en wie reed er de fuik in?, juist, Pierre!
Ik heb dus gewoon een keer samen met hem gereden, en dat idee alleen al vond ik geweldig. Sinds een tijdje heb ik Pierre op facebook en daar zag ik dat hij nog steeds erg actief is in de cross en fiets sport. Nog steeds is hij een voorbeeld voor met name de jeugd. Hij is een van de vele mensen die zich inzetten voor het welzijn van onze jongelingen. Vanuit het juiste hart meegeven van normen, waarden en doorzettingsvermogen.
Hij is een bron van inspiratie en conditie. Als je een beetje blessurevrij mag blijven kun je het lang volhouden, in welke sport dan ook, en daar is Pierre het levende voorbeeld van.
Er zijn nog steeds sporters die hem niet kunnen volgen, toen niet en nog steeds niet.
Pierre, bedankt voor de vele mooie momenten en blijf dat voorbeeld, van toen en nu, voor velen…

Twee weken lang, iedere dag eventjes in de garage kijken. Er op zitten en aan vriendjes laten zien. “Pap, wanneer gaan we dan?”. Ik weet het nog zo goed, mijn eerste keer. Ik barstte van de zenuwen. Onderweg naar de crossbaan probeerde ik achterin de bus, op een kratje, m’n “vetleren” laarzen aan te krijgen.

Ik weet niet meer welk merk het was maar het was erg dik leer en moest met een tang de sluiting aantrekken. Had het zweet daarvan nog op mijn hoofd toen we op de crossbaan aankwamen. Een motordealer uit Klundert vond indertijd dat ik een 250 Beta wel aan kon. “’t is een flinke vent” hoorde ik hem zeggen. Op zich was het een compliment, maar achteraf denk ik dat hij het dingetje gewoon kwijt moest toen. De rit was een drama, maar dat is vaak bij de eerste keren van allerlei dingen. Mijn eerste bocht eindigde op een veld naast de baan gelegen. Over een sloot heen “gesprongen” stond ik verdwaasd te kijken hoe ik weer op het circuit terecht zou kunnen komen. Mijn eerste sprong was een “no legger” van de eerste orde. Daar zou ik nu veel punten voor krijgen op de “X games”. Ik weet nog goed hoe ik me erna voelde. “Ik had gesprongen, ik was een man”. De avond voor mijn eerste wedstrijd in Rozenburg keek ik naar de tv en bedacht waar ik mijn beker zou zetten die ik misschien de volgende dag wel zou winnen. Die tv is lang leeg gebleven. Met m’n eerste beker heb ik sex gehad, zo blij was ik er mee. Het duurde vrij lang eer ik het een beetje te pakken had, maar ineens heb je het dan te pakken. Inmiddels was ik teruggestapt naar een 125 KTM afkomstig van Gerry Franken en dat kon ik wat beter de baas. De jaren daarna waren geweldig en hebben me veel geleerd. Het leerde me vooral door te zetten, m’n horizon te verleggen en nooit, maar dan ook nooit op te geven. Niet in de cross maar ook niet in het leven. Vallen en opstaan, weer vallen en maar weer opstaan. Ik wil er niet stoer over doen maar ik heb wel het idee dat het te vergelijken is met een behoorlijke militaire opleiding. Voor mijn gevoel gaf het me een meerwaarde en ben erg blij dat ik de kans heb gehad dit te mogen doen.

Hij heeft inmiddels voor de eerste keer gereden, m’n zoontje More. Ook op zomaar een veldje en ook hij was nerveus. Hij vond het geweldig en ik waarschijnlijk nog meer. Hij reed zijn rondjes, netjes met de voetje op de steunen. Reed uit stilstand weg zonder problemen en kwam zo ook weer bij de bus aan. Nog niet gesprongen, ook niet over een sloot. Na een paar rondjes stopt hij weer en zet z’n motortje netjes in z’n vrij. Doet zijn brilletje af en kijkt me aan. “Gaaf hoor pap, echt gaaf” zegt hij met glinsterende ogen. “Heb je het niet koud pap?’ Ik verzeker hem dat ik lichamelijk geen problemen heb. Wat ik niet zeg is dat ik al een paar keer emotioneel volschoot bij het zien van zijn rijkunsten. Hij wil het zo graag en ik gun het hem zo. Hij heeft iets nodig als dit, het gaat hem vormen, dat weet ik nu al. Hij trapt zijn KTM etje weer aan en zegt, “ik ga nog even pap. Ga maar lekker in de bus zitten hoor, je ogen zijn nat van de kou”

RinusDoor de hevige regenval en een omgeving van veelal klei glij ik de bestuurskamer binnen om me in te schrijven voor de clubcross van M.C. de Sproeier in Wemeldinge. De opkomst is niet groot maar het is een gezellig clubje met heel veel sfeer.

Voor me staat een jongen met de capuchon van zijn hooded sweater op en vraagt gekscherend of hij niet bij de veteranen mee mag doen. “Nee”zegt de vrouw lachend, “dat is 40+ he, dat weet je ook wel”.

De jongen voor me lacht een beetje en ik schrik eigenlijk een beetje van zijn antwoord. “nou, ik voel me wel 40”. Het lijkt een grapje maar ik hoor toch wat ernst in zijn stem.
Na zijn inschrijving draait hij om en herken ik Rinus. Nog niet zo heel lang geleden een jong en veelbelovend talent, en misschien nog steeds wel een beetje. Ik ben blij dat hij er is want ik heb hem nog nooit zien rijden, niet live althans, en dat gaat dus gebeuren vandaag.
Zijn zusje Nancy rijdt ook, en ook zij is veelbelovend en treedt zelfs aan in Grand Prix wedstrijden waar je echt niet zomaar terecht komt. Onanks de regen wordt dit dus toch een mooie dag.
Rinus van de Ven kwam en overwon veel, heel veel. Door zijn onstuimig gedreven karakter vol lef zocht hij vaak de grenzen van zijn kunnen. Reed veel indoor wedstrijden waar het voornamelijk op een berg moed en een heel groot hart aankomt, en waar je risico’s neemt gaat het ook wel eens mis en zo ook heeft Rinus zijn lichaam het flink moeten ontgelden.
Met veel respect heb ik naar zijn training staan kijken en dan lijkt het allemaal vanzelf te gaan. Hij gaat nog steeds als de brandweer en is een met zijn motor. Hij is de baas en hij bepaalt wat de motor doet, wat bij mij wel eens anders is. Een leek zou bij dit aanzien zomaar een motor aanschaffen omdat het lijkt alsof het crossen eigenlijk niets voorstelt, zo makkelijk rijdt Rinus rond.
Ik geniet er van en bij het teruglopen naar mijn bus zie ik hem met een borstel zijn motor ontdoen van de vettige bende. Ik besluit hem aan te spreken en had om heel eerlijk te zijn een iets arroganter type verwacht, vraag me niet waarom.
“Weer maar eens rijden Rinus?” vraag ik hem en hij draait zich om. “ja, lekker hoor weer een beetje op de motor”. Als ik hem vraag of hij er weer officieel voor gaat meldt hij me het tegendeel. Hij vertelt dat het heerlijk is te rijden zonder dat het echt moet. Geen druk, helemaal niks. “Als ik na twee rondjes moe ben of het gaat niet lekker kom ik er gewoon uit” zegt hij met een heel serieus gezicht en ik zie dat hij het meent. “het is wel een verschil natuurlijk, vroeger verdiende ik mijn geld met crossen en nu moet ik mijn spullen zelf kopen”. Hij heeft een transponder geleend en de motor waarop hij rijdt is misschien niet eens van hem maar je ziet hem genieten.
Hij werkt als chauffeur bij een vishandel voor een dag of twee in de week en de rest van de week begeleidt hij de zoon van zijn baas in de cross, althans dat begrijp ik uit zijn woorden want Rinus praat snel, maar wel met passie. Dan vraag ik hem of het niet frustrerend is om “zomaar een beetje rond te rijden” terwijl je weet dat je toch over een bepaald en uitzonderlijk talent beschikt, een talent waar velen van dromen. Hij veegt dat meteen weg, “die tijd is voorbij” zegt hij en met verliefde ogen begint hij meteen over zijn vriendin. “We zijn al een paar jaar samen en het gaat geweldig”.
Sinds kort hebben ze samen een eigen huisje en dat is echt genieten vertelt hij met gepaste trots.
Rinus heeft er vrede mee. Vrede met een leven zonder druk, een leven waarin hij zijn “pupil”de nodige dingen bijbrengt en zijn zus ondersteunt bij de “grote” wedstrijden, daar waar hij zelf eens “de man”was.
Ik sta naar zijn eerste manche te kijken en zie het plezier waarmee hij zijn tweetakt over de baan gooit. Hij bepaalt, controleert en neemt geen grote risico’s.

Dat hoeft ook niet meer want hij heeft eigenlijk weinig tegenstand te duchten en rijd zijn rondjes alsof motorcrossen eigenlijk helemaal niks voorstelt.
Rinus heeft karakter en gaat er wel komen en waar dat is bepaalt hij nu zelf.
Een tijd geleden zag ik een keer een foto van hem, waaronder iemand had gezet, “Koning Rinus”, en toen ik het zag vond ik het overdreven en iets te stoer.
Nu snap ik deze uiting en zet er een dikke streep onder.

Veel geluk Koning…

“Is de baan open?” is een veelgestelde vraag op voornamelijk Facebook. Natuurlijk is het fijn te weten omdat je vaak toch nogal een stukje rijden moet voordat je je motor de sporen kunt geven. Vooral niet leuk is het dan om na alles ingeladen te hebben een uur later voor een dichte circuitpoort te staan. Over het algemeen is er goede en directe informatie vanuit de club. Anders is er altijd nog wel een 06 nummer beschikbaar waar de nodige informatie wordt gegeven. Aangezien ik net iets te veel tijd voor m’n laptop spendeer zie ik vaak de reacties voorbijkomen. Meestal is er respect voor een sluiting bij slecht weer. Soms ook niet. Verontwaardiging en onbegrijpelijke discussie’s komen dan voorbij. Dan denk ik aan de mannen die er altijd zijn. Te herkennen aan een clubshirtje zorgen zij ervoor dat alles in orde is. Zelf crossen ze vaak niet eens. “Gewoon” vrijwilligers die het een ander gunnen plezier te hebben van hetgeen ze doen, crossen dus. Als je er goed over nadenkt is het eigenlijk te gek voor woorden dat er dan nog commentaar kan zijn. “Baan ligt klote want er is niet gevlakt”. “Te veel gesproeid”, “Te weinig gesproeid”, “Op een verkeerd moment gesproeid”. Het baantje waar ik vaak kom ligt er altijd netjes bij. De poort gaat ruim voor de circuitopening open. Ze komen naar je raampje lopen om het broodnodige trainingsgeld in ontvangst te nemen. Er is tijdruimte gemaakt om de kleinere piloten veilig te laten rijden. Alles is geregeld door mensen die niet crossen, mannen en vrouwen met hart voor de club. Laatst stond ik achterin het rennerskwartier. Als een van de laatsten reed ik er af en zag wat er allemaal achtergelaten was. Naast de prullenbakken, overal lag wel wat. Er is volgens mij geen vastgestelde “van het terrein afrij tijd” dus niemand heeft haast. Als ik langs het busje rij van de “terreinbaas” zit die netjes te wachten tot iedereen weg is. Tot hij de poort weer op slot kan doen en als laatste huiswaarts kan keren. Ik doe mijn raampje open en wil hem bedanken. Hij is me voor. Hij lacht en zwaait naar mij en mijn zoontje. “Bedankt he” roept hij nog. “Jij bedankt” roep ik en zwaai terug.
Ja, hij wacht netjes tot iedereen weg is. Dan kan hij ook naar huis. Op naar het weekend, dan is hij er weer. Hij is er namelijk altijd.“Bedankt jongens”…

Het is niet zo ver, de crossbaan van Rilland, maar toch duurt het altijd te lang. Als we gaan is het net alsof het maanden geleden is, terwijl we er ieder weekend zijn.
Ben nog steeds een beetje nerveus als ik over het zandpad naar het terrein rijd. Misschien meer gespannen. Ik doe het zo graag. En nu mijn zoontje ook rijdt wordt het alleen maar weer leuker.
Vind het geweldig om hem te zien rijden. Het gaat me niet om m’n motor en van welk jaar die is. Niet om wat ik aan heb of hoeveelste ik zal worden in een clubwedstrijd met of zonder transponder.
Het gaat om dat ultieme gevoel van die motor onder je kont. Het heerlijke “nergens anders aan denken”, alsof je even vrijstelling hebt van alles om je heen. Los in de lucht, even eigen baas. Iedereen thuis weet dat ze je niet kunnen of moeten storen.
Telefoon in de bus en lekker laten daar. Crossers onder elkaar. Een “volksstam” met allemaal dezelfde mentaliteit. Anderen zijn niet minder, dat niet, maar zullen het niet begrijpen.
Een goedaardige ziekte die niet over zal gaan, nooit. Je kunt stoppen voor jaren maar de infectie blijft. Zoals iedere sporter dat in zijn of haar sport zal ervaren.
Het is een manier van leven en een mooie! Mijn vader infecteerde mij en ik geef het door, graag!

Is het al zondag?

Nick1folko1
Hij werkt in de Metaalindustrie. Eigenlijk is dat ook wel een beetje aan hem te zien. Stoere kop, stoppelbaard en een spiegelende zonnebril. In zijn hand een “joekel” van een camera. Dat verwacht je dan weer niet bij een type als Folko. Folko Haffert voluit. Van origine een echte Zeeuw. In Vlissingen groeide hij op en was niet weg te slaan bij de plaatselijke crossvereniging “Msv de Uitlaat”. Het was geen droom maar eigenlijk had hij zelf wel willen crossen, toen al. Niet iedereen krijgt de kans en als de financiele middelen er niet zijn blijft het al snel bij kijken en genieten. Ja, het is toch wel zijn passie. Als vaste vlagger steunde hij jarenlang “zijn club”. Zoals velen mijmert hij ook over de oude baan van Vlissingen. Volgens hem dan ook een van de allermooiste banen ooit. Starend beschrijft hij de lange stukken achterin en de hoge bult over de ingegraven container. Mooi. In 1988 verhuisde hij naar Middelharnis. Wel wat verder van zijn “baantje” maar toch keerde hij vaak terug naar het Zeeuwse, ook omdat zijn moeder nog steeds in Vlissingen woonde. Zo rond 1993 verwaterde het allemaal een beetje en verdween zijn “crossgevoel”. Een bezoek aan de TT van Assen gaf de cross de nekslag en daardoor raakte hij min of meer verknocht aan het racegeweld. Pas toen zijn neefje een crossmotor aanschafte borrelde het crossbloed weer op. Zo’n zes jaar geleden kocht hij zijn eerste camera. De passie voor de sport was er nog steeds en hij bedacht dan ook de rijders maar eens vast te gaan leggen. “Mooi voor later ook” vind Folko. In het begin, vlak voor het digitale tijdperk, drukte hij alles nog af en deelde dan wel eens een foto uit. Als het uit je hart komt heeft het gelijk ook niks meer met geld te maken. Alles gebeurt belangenloos. Hij heeft geen idee of de rijders de foto’s nog zouden willen hebben als hij er geld voor zou vragen. “Hoeft ook niet” zegt hij. “De mooie reacties op mijn gemaakte werk is al genoeg, daar doe ik het al voor”. Natuurlijk zou zijn hobby graag omzetten in een betaalde baan, maar wie wil dat niet. Het is er wel een typ voor. De passie, het hart voor de sport, alles is aanwezig. Het enige wat hij nodig heeft is respect, da’s alles. Het kleine beetje waardering voor mensen zoals hij. Er zijn veel fotografen die dit doen, alleen al voor een vergoeding in de vorm van een perskaart. De mooiste foto’s maak je tenslotte vanuit de plekjes waar je eigenlijk niet mag komen. Niet één van hen vraagt iets voor de gemaakte kunstwerken en da’s best apart te noemen in de wereld van nu. Een wereld waar bijna alles om geld draait. Dan kom ik er ook nog achter dat hij elke foto bewerkt vooraleer hij op het wereldwijde web verschijnt. Knap vind ik dat. Folko lijkt een rustig en relaxed mannetje maar schijn bedriegt wel eens. In februari vorig jaar werd hij rigoreus terug op zijn plaats gezet door een lichte hartinfarct. Een duidelijke waarschuwing van het lichaam waar hij dan ook heel goed naar heeft geluisterd. Folko is een gevoelsmens die zich vrij makkelijk dingen aantrekt. “Het hart op de juiste plaats dus”, merk ik op. Folko lacht een beetje. Al met al heeft hij een druk bestaan. Inmiddels al 10 jaar samen met “zijn liefste” Thera, waarvan 7 getrouwd. Ze zijn in het gelukkige bezit van twee zoontjes; Aaron en Leroy, dus daarmee gelijk de handen al vol. Thera weet wat hij nodig heeft en staat dan ook volledig achter de vrijetijdsbesteding van haar mannetje.
Ja Folko is een voorbeeld voor mij, net als al die andere sportfotografen. Iets doen voor een ander zonder er zelf beter van te worden. Het wordt steeds zeldzamer, helaas…

href=”https://mxinfected.files.wordpress.com/2014/08/nick2.jpg”>Nick2<a

RCUEr hangt een magische sfeer als ik het rennerskwartier van het circuit Horensbergdam in Genk oprijd. Ik weet het. Het zijn gewoon coureurs, mensen zoals iedereen, maar toch. De nieuwe Suzuki’s staan netjes op een rij. Ook gewoon motoren, maar toch. Voor mij is het in ieder geval een magisch gevoel.
Mannen waar ik huizenhoog tegenopkeek en kijk, en terecht, zijn hier en ga ik ontmoeten vandaag. Ik loop de trappen op richting tent en hoor iemand de baan op rijden. Jeff Stanton doet alvast een rondje om de net gevlakte en gesproeide baan te verkennen. Met het grootste gemak stuurt hij zijn Yamaha rond. Het kost hem gewoon geen moeite. Een zijn met je motor heet dat geloof ik. Jeff Stanton, Ricky Carmichael, Jeff Emig, Jamie Dobb en Stefan Everts zijn er. Helden van toen, legendes van nu.
Ik besluit eerst even de sfeer op te snuiven en neem plaats op de betonnen tribune. Ik moest me aanmelden bij een dame, Naomi genaamd, maar die kan wel even wachten. De zon heeft besloten er samen met het het massaal opgekomen volk er een onvergetelijke dag van te maken. Ik meld me aan en iedereen is supervriendelijk. Engelse “RCU” meisjes die me langs alle kanten bijstaan. “Hospitality” heet dat daar dan. Eentje uit de groep gaat drinken voor me halen en geeft me een programma van de dag. Ze legt uit wie ze zijn en wat ze precies doen. Da’s reclame voor de zaak denk ik nog, zo kan het ook.
Rijders lopen heen en weer naar de “check in” waar ze geregistreerd worden. Alles lijkt zo op het eerste gezicht perfect geregeld. Alle medewerkers netjes in dezelfde “Fox” kleding en iedereen mega vriendelijk. Het is inmiddels half negen en iedereen komt in crosskleding bij elkaar op het startterrein voor de introductie. De aangemelde rijders worden netjes welkom geheten en hen wordt beloofd dat het een onvergetelijke dag zal worden. Over dat laatste twijfel ik geen seconde. Dit wordt een mooie dag! De rijders worden “gesommeerd” hun motoren te halen voor een paar “warm up laps” tezamen met de instructeurs. Dit alleen is al machtig om te zien. De “helden” gaan op in de grote groep rijders, wetend dat ze gevolgd worden door de toeschouwers. Er komen dan al verschillende dromen uit.
Na de warming up worden de rijders in verschillende kleurgroepen verdeeld. Ricky, Stefan en Jeff Stanton krijgen een groep. Jeff Emig blijft in z’n casual kloffie omdat hij anderhalve week eerder zijn sleutelbeen brak. Dit terwijl hij er zo naar uitkeek zijn befaamde starttechnieken te demonstreren. Ik spreek hem er nog op aan. “Yeah, too bad. Looked so much forward to it” antwoordt hij beleefd en pakt weer naar zijn schouder. Ja, ze zijn beleefd en sympathiek m’n helden van weleer.
Voor er met de sessies begonnen wordt legt Stefan wat dingen uit over de lichaamspositie op de motor. De taal blijkt geen barriere te zijn en op 1 Franstalige jongeman na volgt iedereen het Amerikaanse geknauw met gemak en plezier. De Fransoos krijgt onmiddellijk een tolk uit de groep en het probleem is opgelost.
Vinger aan de koppeling, knieen licht gebogen en het liefst dansend op je voetsteunen, op je tenen. Probeer een te zijn met je motor. “Passion for the bike”. “Lean forward” Hoe meer contact je hebt met de motor, deste beter je zal begrijpen wat hij gaat doen. “You drive the bike, not the other way around”. De meeste gevallen van het alom bekende “armpump” komen volgens de heren door te gespannen rijden. Het valt me dan ook op dat geen van allen gespierde kleerkasten zijn. Is er balans, kun je de motor het werk laten doen. Niks trekken en sleuren. Aanvoelen en doseren. Het klinkt logisch, maar de praktijk is net even wat moeilijker.
RC en Stanton komen nog even aan het woord en daar druipt respect van af. Respect voor Stefan en dat is mooi om te horen. Wat Stefan presteerde kun je natuurlijk niet vergelijken met wat de “cowboys” in de States presteren. Niets is te vergelijken en niemand was de beste, “we were all damn great”!
Omdat ik er toch het dichtste bij ben besluit ik maar eens mee te luisteren naar de startlessen. Leuk om er uiteindelijk een keer achter te komen wat je 10 jaar lang verkeerd gedaan hebt. Wat ik dus nooit deed maar Jeff wel adviseert is de stand van de benen. De benen moeten voor de voetsteun waarna je je onderbenen als het ware om je motor klemt. Tenen op de grond en balans houden. Buikspieren aanspannen, licht naar voren hangen en niet meer bewegen tot de eerste bocht. Zou je willen schakelen kan dat met alle kanten van je laars. “Bang it up”. Nou, ook al helpt het niet, ik ga het wel proberen. Stoer is het in ieder geval. Jongens die terugrijden worden soms aangehouden door de “meester”.Het lijkt soms wel of hij het niet ziet maar pikt ze er wel uit. Kleine aanwijzing en nog een keer.
De tweede sessie loop ik naar Ricky. Hij legt uit hoe een bocht te benaderen. De bewuste bocht wordt door de meesten buitenom genomen. Er ligt een walletje en dat nodigt uit op zo’n harde baan. RC legt eerst zijn waterflesje midden in de bocht. Dat mogen ze niet raken en moeten het links passeren. Na het 5 keer uitgraven van de fles zet hij pilonnen weg. De helft redt het, de rest vlamt er tegen of overheen. “Stay still and watch” zegt hij zelfverzekerd en klimt op zijn geprepareerde Suzuki. Ik denk niet dat ik eerder iemand zo hard op een bocht aan heb zien komen en vervolgens weer bijna stil te zien staan. Hij doet wat hij eerder uitlegde. Laat remmen, voor en achter. Voor 80 en achter 20 procent. Laat de motor duiken in de bocht waardoor je de grip vergroot. Druk met je benen tegen de tank en duw met je rechterbeen de motor de bocht in. Wacht tot net over de helft van de bocht en draai terwijl je gaat zitten de gaskraan maximaal open. Rc “Rocket” laat het zien en knalt de hoek uit. Kippevel!
Ademloos wordt er gekeken, gelachen en aangestoten. De “meester” is in actie.
Er is respect. Er wordt geluisterd en geprobeerd. Dat doe je voor Ricky Carmichael. RC is grappig en brengt het leuk.
Vervolgens steek ik de baan over. Daar staat Stefan met een schop een kombocht uit te kappen. “Das weer ander werk” roep ik naar hem. Hij knikt, lacht vriendelijk en kapt door. Ik heb hem wat eerder wat rondjes zien doen. Het zal zeer zeker niet “volle bak” zijn geweest maar ik ben er zeker van dat hij helemaal niet zou misstaan in een willekeurige GP manche, ergens. Hij lijkt me nog steeds in perfecte conditie. Stefan “leert” ze het lange bochtenwerk. Vooral niet remmen, blijven staan met licht gebogen knieen, iets naar voren hangen en het gas er op. Het valt me op dat Stefans “Engels” welhaast perfect is. Ook de technische termen kloppen volgens mij behoorlijk. Knap. Stefan trapt z’n KTM aan de gang en doet er een paar voor. Over een meester gesproken. Bij rijders met zoveel motorbeheersing lijkt het allemaal zo makkelijk. Vandaar ook dat de meeste buitenstaanders een beetje neerkijken op de motorcrosssport denk ik. “Beetje rondjes rijden in het zand”
Na deze sessie is het “lunchbreak”. Er is een buffet verzorgd met veel kip, rijst en fruit. Ik lust zo’n beetje alles dus heb het goed naar mijn zin aan tafel. Onder het eten praat ik wat met de mannen van het circuit. Die geven aan dat ze met veel respect aangesproken en behandeld worden door de Yankees. Ze zijn netjes en beleefd en vragen voor ze iets gaan doen. “Das wel eens anders, geloof me” zegt een van de heren. Als iedereen zichtbaar uitgegeten is neemt de “time manager” J. Leale de “mike”. De man die onmisbaar de hele dag rondrijdt op zijn pitbike om de instructeurs zich aan het tijdsschema te laten houden. Er is een vragenronde voor de heren instructeurs. Netjes worden ze op een rijtje gezet en Leale vertolkt de vragen.
De mooieste circuits worden aangetipt.
De jeugd moet zonder druk op de juiste manier begeleid worden. Diezelfde jeugd moet na de 85 cc gewoon ver der op een 125 en buiten spelen en school blijven belangrijker dan het rondbaggeren in het zand.
Damon Bradshaw vond het stopwoordje van Emig uit; “Huckabuckin” around, wat hij veel gebruikt in zijn SX commentaren. Naar het schijnt nemen de kijkers in the States een “shotje” iedere keer als Emig het woord noemt.
Adam Cianciarulo mist volgens RC te veel door de aanhoudende blessures. Eerst de schouder en nu weer een beenbreuk. Hij heeft twijfels bij de carriere van AC. Desondanks, “he has the tools to do it”. Volgens Stefan komt het wel goed met hem.
Ken Rockzen is duidelijk door iedereen geaccepteerd door zijn charistmatische optreden naar buiten en zijn prestaties op de baan.
Stanton spreekt zijn respect uit voor het talent van JMBayle die zijn initialen indertijd in een grasheuvel schreef met de achterband van zijn crosser. Het duurde een uur of anderhalf voor hij klaar was. Vervolgens laadde hij zijn motor in en was weg.
Over het moment van stoppen zijn ze het allemaal eens. Op een gegeven moment komt dat moment gewoon. Dan besluit je nog twee seizoenen te rijden. Met die wetenschap in je hoofd wordt alles ineens makkelijker. Ook al weet de buitenwereld dan nog niks, er overkomt je een rustgevoel, ze zeiden de heren. Na 20 jaar opofferen is het gewoon tijd voor een volgend leven.
Als de vragen gesteld en beantwoord zijn dienen alle rijders zich te verzamelen voor een groepsfoto. Iedereen inclusief de instructeurs moet er op. Prachtig voor thuis en mooi voor later.
Na het eten en de fotoshoot zoek ik Jeff Stanton op. Die geeft achterin op het circuit “bochtenles” . Bochten binnen en buitendoor. Hoe aan te snijden voor een schans. Dat een binnenbocht uiteindelijk toch vaak de manier is tijd te winnen op een rondje, mits goed genomen uiteraard. Ook geeft hij aan dat als je ergens een binnenbocht wil gaan nemen, je er een meter of 200 van te voren al mee bezig moet zijn. Buitenbochtje kan en mag, maar dan wel het gas er op. Neem het circuit in je op zodat je weet wat er komen gaat. Een voorganger passeren plan je al een paar bochten van te voren. Klinkt ook weer erg simpel allemaal en eigenlijk weet iedereen het ook wel.
Als ik alle onderdelen “meegemaakt” heb besluit ik nog wat rond te lopen. Ik geniet van de dag en het “hier mogen zijn”.
Ik neem plaats op de tribune als alle rijders tezamen met instructeurs nog een laatste groepstraining mogen rijden. De toppers rijden door het hele veld en geven nog een lichte show weg. Vooral RC laat de rijders genieten. Hij zorgt dat hij gelijk de bult opgaat met veel van de rijders en kijkt dan al whippend hun kant op als dank voor hun komst. Hij kijkt, zwaait met armen en benen. Hij is niet zo groot en hij mag dan een paar kilootjes te zwaar zijn, het is en blijft een fenomeen met een charisma van een superster.
Als iedereen uitgereden is en plaats heeft genomen in de tent worden de certificaten uitgedeeld. Trots gaat iedereen in het midden van de “line” up nog een keer met de “guys” op de foto en dan is het klaar. Hier en daar worden er nog wat handtekeningen uitgedeeld en Stefan heeft nog een fotoshootje voor Fox. Met een halve liter “Monster” en een “goodiebag” loop ik met een gelukzalig gevoel de tent uit. Naomi zwaait nog en ik stap in m’n bus. “Verdomme” denk ik, “wat een mooie dag”, of nee; “Damn, what a great day it was”

Kevin en Yentl“and the reason is love” (Kevin Strijbos en Yentl Haazen.)
Ik twijfel een beetje of ik wel voor het juiste huis sta. Geen nummer op het huis en ook niets op de ijzeren poort. Als ik twijfelend besluit te draaien doet er iemand de voordeur open. Yentl, Kevins vriendin wenkt naar me.
“Hier is het hoor, je zit goed”. Ze is supervriendelijk en met een brede lach geeft ze me een hand. Ze laat me binnen in het mooie en vooral grote huis. Niet opzichtig, helemaal niet zelfs, maar gewoon veel inhoud. De binnenboel is nog een beetje “under construction”, maar wat klaar is is mooi. Ze doen zoveel mogelijk zelf waardoor het misschien wat langer duurt allemaal maar daar hebben ze beiden geen probleem mee. Kevin komt net de keuken uitgelopen en geeft me een stevige hand. Crossers hebben over het algemeen sterke handen. Het jonge stel neemt me mee naar buiten waar twee trouwe viervoeters me achterdochtig grommend aan staan te kijken. Ik geef nog aan dat ik geen hondenangst heb maar Kevin besluit het tweetal “op te ruimen” achter een stukje kippengaas. Daar nog een stoel tegenaan en klaar. Als dat die beesten tegenhoudt hoef ik niks te vrezen denk ik nog en neem plaats op het bankje van de tuinset. Veel ruimte, ook buiten. Het nieuwe gras ligt onder de sproeier en de honden raggen een beetje door de tuin. Als Yentl ziet dat ik tegen de zon in zit te kijken richting Kevin, vliegt ze meteen de parasol aan. Na een kort maar hevig gevecht heeft ze mijn gezicht in de schaduw. Heerlijk. Ben niet snel nerveus maar dit vind ik toch wel heel spannend. Ik “bestel” een waterke en er komt een karaf op tafel, nootjes en koekjes. Yentl merkt op dat het zelfgezuiverde water een beetje naar chloor smaakt en geeft het glas aan Kevin. Hij neemt een slok en kijkt haar aan. “Ik proef niks hoor” zegt hij droog. “Nou, ik proef er iets aan” zegt ze weer. “Gewoon niet meer van drinken dan” zegt hij met een met een smile. Het schijnt dat als je het harde water in die streek niet gewend bent, je er makkelijk buikpijn van kunt krijgen. Visite wordt dan ook standaard water uit de fles geserveerd, uit voorzorg.
Een beetje onwennig nog probeer ik uit te leggen wat mijn “drive”is om te schrijven. Uiteindelijk hoef ik mijn verhaal helemaal niet af te maken want ze hebben blijkbaar al eens wat van mijn verhaaltjes gelezen. Vereerd ben ik, heel erg zelfs. Yentl is een mooie vrouw, een model bijna. Netjes, verzorgd en megabeleefd. Als ik naar Kevin kijk moet ik denken aan Woody Harrelson. Een ongeschoren acteurshoofd met een nonchalant bedekt atletisch lichaam. Een iets te groot shirt met een korte broek en aan zijn voeten dubbelgetrapte sportschoenen. Het maakt hem niet zoveel uit. Geen bravour. Gewoon Kevin, that’s all! Ontspannen onderuitgezakt hangt hij in zijn stoel met zijn gehavende benen op de tafelrand. Kevin zit, zoals veel van zijn topsportgenoten, al vanaf zijn vijfde jaar op de motor dus heeft er al wat jaartjes op zitten. Het was allesbehalve een makkelijke weg. Een probleem was een beetje dat er na het niet af kunnen maken van zijn schoolopleiding eigenlijk geen weg meer terug was. Leren kon hij wel, maar had er gewoonweg de benodigde tijd niet voor. Er werd wel rekening gehouden met het bovengemiddelde crosstalent van de jongeling, maar Kevins tijd was altijd gewoon op! Lessen inhalen kon alleen nog als hij niet zou slapen, maar ook crossers moeten slapen. Zelf maakte hij de keuze en leverde een blanco formulier in bij de examens. Alleen zijn naam stond er op. “Ik had wel zomaar wat in kunnen vullen maar wist echt niet meer waar het allemaal over ging.” “Ik liep stage bij “Multi Air Filters” in Gooreind. Daar plakte ik de filters aan elkaar en op school moest ik laten zien hoe je een bedrijf begint. Waar je op moet letten en dat soort dingen. Ik had werkelijk geen idee”. Het blijft te allen tijde een gok om dan voor de sport te kiezen. Gaat het na een jaar of twee mis door een blessure of wat dan ook, sta je mooi zonder papieren en vervolgens ook zonder werk. ”Soms dacht ik vluchtig: wat als ik straks…, maar van zulke gedachten moet je gewoon af stappen.”
Hij maakte zijn opofferingen voor het leven als profsporter. Niet roken niet drinken. Niet uitgaan en trainen, veel trainen. “Ik merkte aan mijn omgeving dat ik getalenteerd was en wilde dat niet verloren laten gaan. Het is een keuze die je dan maakt, maar die was voor mij niet moeilijk. Het meest buitensporige feest wat hij zich kan herinneren was een kampioensfeest van Stefan Everts. Ook daar wist hij zich te beheersen. Kevin wordt niet zat, nooit. Springt niet uit de band en doet zijn werk met volle overgave en dicipline.
Kevin kende veel hoogte maar ook dieptepunten in zijn nog jonge leven. Jarenlang deed hij netjes wat er van hem gevraagd werd, dag in dag uit, week in week uit tot er in 2011 een omslag kwam in zijn levenspatroon. Kevins vader had het wel een beetje gezien op de cross en ging in die tijd eigenlijk nog weinig mee naar de wedstrijden. “In de tijd die volgde is hij een stuk zelfstandiger geworden.”aldus een zichtbaar gelukkige Yentl. “Je moet bepaalde dingen zelf gaan doen en oplossen, dat maakt je sterker.”, zegt ze en kijkt verliefd naar haar mannetje. Haar ogen glinsteren als ze over hem praat. Liefde en respect. Ook zijn relatie met Yentl heeft hem doen groeien. Weg vanonder de vleugels van zijn ouders, maar altijd met veel respect. “Die mensen hebben jarenlang alles voor me opzij gezet. De laatste centen gingen op aan mijn crosscarriere” vult Kevin aan. Wat dat betreft heeft hij nog altijd heel veel ontzag voor zijn ouders.
Ook naar zijn team toe werd hij meer volwassen. Veel vaker gaf hij aan wat zijn lichaam wel of niet wilde en daar werd naar geluisterd. Een team is een team natuurlijk, ook al gaat het niet overal zo.
Een aantal opvolgende blessures deden hem te vaak wisselen van team. Uiteindelijk moet er toch gepresteerd worden als je in dienst ben van. En als prestaties te lang uitblijven en de gestelde doelen niet gehaald worden gaan de zakelijke belangen meewegen, wat natuurlijk logisch en begrijpelijk is. Een absoluut dieptepunt in zijn carriere is de val in 2009. Het was op een trainingsweekend in Wuustwezel waar hij een “smerige smakker” maakte. Zijn onderbeen brak op meerdere plaatsen en Kevin was ineens klaar. Toen hij zijn been nog eens goed bekeek kreeg hij meer en meer het idee dat dit het eindpunt wel eens zou kunnen zijn. Te veel en te langslepend blessureleed deed hem bijna besluiten te stoppen met crossen. De zin en het plezier waren er niet meer. In 2011 kwam Steve Ramon, toen uitkomend voor het Suzuki Rockstar Team van Sylvain Geboers zwaar ten van en het zag er naar uit dat hij wel een behoorlike periode uit de roulatie zou zijn. Kevin werd benaderd en kreeg vervolgens een aanbod om te komen rijden in de plaats van de gekwetste Steve. Niet zomaar een team dus, wat hem deed besluiten er toch nog maar eens voor te gaan. De blessures bleven weg en Kevin wijt dat voor het grootste gedeelte aan de rust in zijn hoofd. De goedbedoelde “druk” van zijn vader had hem ook soms parten gespeeld. Als hij dan eens slecht in de wedstrijd zat dacht hij onder het rijden al na over wat zijn vader zou gaan zeggen als hij eenmaal gefinished zou zijn. “Soms zit er gewoon meer niet in. Wordt je tiende dan is het niet anders. Ik deed mijn best en meer kon ik niet doen”. Mijn vader had de filosofie dat als je kunt winnen je ook altijd moet winnen. Nu doet Kevin z’n eigen ding. Traint naar eigen behoefte omdat hij heel goed weet wat zijn lichaam nodig heeft en aankan. Natuurlijk neemt hij zijn vader niks kwalijk omdat hij wel beseft dat alles vanuit een goed hart en met de beste bedoelingen gedaan en gezegd is, alleen is het op een bepaald moment genoeg en moet je zelf verder.
Kevin is veranderd, volwassen geworden en dat werpt zijn vruchten af. Via zijn maatje Glenn Coldenhoff kwamen hij en Yentl in contact met “Vitaal Dussen”. Dat bestaat uit een tweetal dat Kevin en Yentl sinds april bijstaat in verschillende vormen. Het trainen van sociale omgangsvormen was een van de speerpunten, vooral voor Kevin. Kevin is redelijk gesloten en praat liever niet over zichzelf en toch zeker niet over zijn prestaties. Hij weet dan ook geen weg met lovende kritieken. Natuurlijk weet ik wel dat ik redelijk kan crossen, maar dat zeggen ze maar als ik er niet bij ben. De communicatie met “vreemden” gaat nu al een stuk beter. Ook zijn zelfbeeld is vrij laag dus ook daar wordt ook aan gewerkt. Ik merk gewoon wel dat ik verander door de gesprekken die we hebben. Ook geven ze hem fysieke steun. Ze maken de vastzittende delen weer los en soepel. “Vraag me niet hoe ze het doen maar het werkt wel.”
Laatst was het kermis in Balen. Yentl wilde er graag heen omdat ze gek is op kermissen, maar zeker ook ten behoeve van de inburgering. Ze wilde eigenlijk dat alles zo snel mogelijk normaal zou zijn. Na zes keer vragen is Kevin meegegaan, maar alleen voor haar. “Ik voel dat mensen kijken en besef ook wel dat dat de tol is die je betaalt als je een publieke bekendheid bent.” Liever loopt hij dan bijvoorbeeld in Antwerpen op de Sinksefoor. Daar lopen een stuk meer nietcrossfans als in de omstreken van Balen en Lommel waar de crossers zich als het ware verzamelen. Kevin vindt van alles, maar zichzelf zeker niet bijzonder.
Je hebt natuurlijk wel de juiste mensen om je heen nodig, anders red je het simpelweg niet. “Zo heb ik een tweede vader in Wix Hens. Die man ziet me bijna als een zoon. Al vanaf het prille begin stond hij naast en achter me. Ik weet niet anders dan dat hij erbij is. Hij helpt ons met vraagstukken, op welk vlak dan ook, en geeft raad. Financieel staat hij me al jaren bij en nu “ons”. Een camper, een busje en noem maar op. We zullen geen grote uitgaven doen zonder zijn raad te vragen. Een gouden man en een echte vriend.”
Yentls familie was voor haar kennismaking met Kevin al besmet met het crossvirus. Haar oudere broer en haar vader crossten jarenlang fanatiek. Ze heeft ook nog een jonger broertje die altijd al droomde van het crosswereldje tot hij het stapleven ontdekte. Iedereen is erg begaan met het rondreizende crossduo en als het even kan reizen ze mee om Kevin aan te moedigen en er “gewoon” voor hem te zijn.
Kevin is vooral een technische rijder. Scherp sturen is zijn sterkste kant, zo vind hij zelf. Als ik hem vraag naar zijn zwakke kant moet hij heel even nadenken. Het meeste moeite heeft hij met het passeren van andere rijders. Hij weet in de tweede trainingsronde al welke lijnen het beste zijn voor zijn rijstijl. Die lijn wil hij dan ook rijden en moet daar soms van af. “Dan kom je ineens in een onbekende bocht en dat heb ik liever niet. Da’s voor mijn gevoel een onzekere factor”. Zelf vind hij dat een minpunt. Een groot pluspunt is toch wel dat het een doorzetter is. Geeft niet op, nooit, alleen als het echt niet anders kan.
De plannen voor dit seizoen zijn duidelijk. Het Amerika verhaal van vorig jaar was voorlopig eenmalig. Nog een paar podia pakken dit seizoen moet wel lukken denk hij zelf. Bescheiden als hij is vind hij dat hij de mazzel heeft dat er een paar rijders geblesseerd zijn uit zijn groep. Ik zie dat anders en probeer hem duidelijk te maken dat je, als het goed zit in je hoofd en lichaam, het je eigen verdienste is als je scoort dus daarmee misschien toch wel beter bent als een ander. Door zijn constante rijden staat hij nu wel gewoon op de vierde plaats van de wereldtop. Ik bedoel maar. Of er andere aanbiedingen zullen komen is moeilijk te zeggen. Zolang je je kunt handhaven in de top vijf is er altijd wel een plaatsje voor je, ergens. Ik wordt wel eens angstig van de gedachte dat het ooit toch een keer stoppen zal. Het zal een keer minder worden en zal hij het stokje door moeten geven aan een “jonge hond” die voor een simpel bot blind het water inspringt. “Ik weet dat er teams zijn, met een wat lager budget, die genoegen nemen met een 15e plaats. Daar zou ik slecht mee kunnen leven”. “Dan is het wel tijd om iets anders te gaan doen”, zegt hij en kijkt dromend in de lucht. “Amerikanen vallen dan vaak terug op Nascar of stockcar racen, dat lijkt me wel wat”. Kevin rijdt graag en meestal hard met alles wat door een motor aangedreven wordt. De passie van een echte coureur is snelheid.
“Heb je de witte M3 nog?”, vraag ik en hij begint te lachen. Heel toevallig gaat ie volgende week weg. Er komt weer wel een BMW, maar nu een station. Het motorblok zal er weer niet om liegen en daar sta ik dan ook niet van te kijken. Het feit dat het een stationcar is brengt me op een andere vraag. Kinderen? Yentls ogen fonkelen. “Ja, kinderen. Graag!” Gezinsuitbreiding zal zeker een keer plaatsvinden, maar daar wachten ze heel bewust nog even mee. Door het drukke leven op en om de GP’s is het eigenlijk niet te doen een kindje op te voeden. Natuurlijk, alles kan. Maar beiden vinden dat je er de tijd voor moet hebben en nemen. Er samen voor kunnen zijn en het heel bewust meemaken allemaal. Papa moet er ook zijn vindt Yentl en dat kan ik alleen maar beamen. Ze zou het zonde vinden als het kind zou vervreemden omdat papa een paar weken weg is en vervolgens heel even weer thuis. Kevin is het er roerend mee eens. “Moet het een crosser worden?” vraag ik terwijl ik besef dat hij clichematig gesteld is. Als je zelf nog rijdt is het redelijk aannemelijk dat het kind op een motor terecht zal komen. “Rijd ik zelf niet meer, dan zou het niet eens perse hoeven voor mij, maar zover zijn we nog lang niet”, lacht hij en kijkt lief naar zijn meisje. Ik zie aan beiden dat dit al vaker een onderwerp van gesprek is geweest.
Als ik Yentl vraag wat zij het meest enge vindt aan een GP wedstrijd antwoordt ze zoals de meesten in haar plaats zouden doen. “De start, da’s het toch wel het engste”. Als hij die eerste bocht door is ben ik opgelucht. Ik heb vertrouwen in hem. Ik weet dat hij geen gekke dingen zal doen of onnodige risico’s zal nemen. Hij doet wat hij kan, altijd, binnen en buiten de baan.
Haar antwoord op de vraag wat dan wel haar mooiste moment is van die bewuste zondag verwondert me. “Eten”, zegt ze blij en met grote ogen. De avond na de wedstrijd eten we altijd samen, soms met de sponsor of teambaas erbij. Dan maken we lol en zijn we ontspannen, heerlijk. Met de gedachte aan dat moment loop ik ’s morgens voor de wedstrijd al rond. Onze tijd samen is spaarzaam en daarom genieten we dubbel op zo’n moment. “Dan istie weer even van mij alleen”
Het leven op en om de GP’s lijkt voor een buitenstaander een en al glamour maar uiteindelijk is het gewoon keihard werken, voor iedereen.
Het gesprek valt even stil en er heerst een rust. Ze kijken elkaar aan en ik zie dat ze elkaar echt hebben gevonden.
Het is een stel om de juiste redenen. “And the reason is love”

10534762_308856999274041_480981664822880911_n

10489907_301724376653970_1643903887217075711_nYerseke is een dorp met respect. Respect onder de harde werkers. Veelal vissers die om 4 uur uit bed stappen om vervolgens tot een uur of acht in de weer te zijn. Weer of geen weer. Zo ook Peter Pekaar, de vader van Joëlle. Door zijn lange werkdagen is hij weinig thuis. Juist daarom kwam het slechte nieuws van zijn motorcrossende dochter als donderslag bij heldere hemel. Als je zelf een levensmotto hebt van “niet zeiken maar doorgaan” is het vaak moeilijk te begrijpen dat anderen soms anders in het leven staan.

Achteraf speelde het al jaren. “Natuurlijk merk je wel eens wat. Vaak kleine onbelangrijk lijkende dingetjes”, aldus moeder Carin. Ieder kind heeft natuurlijk wel eens wat op school. De ene week pesten ze die en de andere week weer en ander. Joëlle werd gepest, stelselmatig.

Te vaak was ze het mikpunt van spot en pesterijen. Ongegronde spot wat meer weg had van jaloezie. Joëlle is namelijk een mooi meisje, een heel mooi meisje. “’t is gewoon een lekker ding, en dat kunnen ze niet hebben”, merkt haar broertje Maurice op die ook aangeschoven is en begint te lachen.

Hoe je er uitziet maakt dus helemaal niets uit. Groot, klein, dik dun, rood of blond. Als je aan de beurt bent ben je aan de beurt. Het duurde te lang voor de toch al behoorlijk timide Joëlle. De pesterijen tastten haar zelfbeeld aan en dat had gevolgen. Nooit vertelde ze iets thuis. “Ik wilde mijn ouders niet belasten met mijn problemen” zegt ze veel te lief. Haar ogen glinsteren.

Gebukt onder al die ellende kreeg ze een keer de opmerking, “je hebt een beetje overgewicht”. Die uitspraak zette haar aan het denken. “Ik ben te dik”, dacht ze en het bleef door haar mooie hoofdje spoken. Als je te dik bent moet je dus minder eten. Om er thuis mee weg te komen at ze wel mee met de pot, om het vervolgens met een paar vingers in de keel weer stiekem te “lozen”. Lang, veel te lang heeft ze dat volgehouden. Vanaf haar 9e tot haar 16e onderging ze haar, door anderen opgelegde, lot. Soms viel ze 6 kilo af om vervolgens weer ineens 4 kilo bij te komen. Ze zocht op internet naar lotgevallen die Anorexia zelfs promootten. Dat sterkte haar geloof en volgde de voorbeelden. Vaak zat ze op haar kamertje. Vooral niet opvallen, niet op de voorgrond en niemand tot last zijn.

Joëlle is misschien wel te lief en te zacht voor de harde wereld van nu maar in mijn ogen wel een voorbeeld voor velen. Het steekt haar bijvoorbeeld enorm te weten dat er ergens aan de andere kant van de wereld kinderen omkomen van de honger, terwijl ze zelf niets, maar dan ook helemaal niets tekort komt. Door die wetenschap belette ze zichzelf te genieten van de dingen om haar heen. Ze koos indertijd haar eerste pony puur op medelijden. Hij was in slechte staat en had liefde, veel liefde nodig. Toen het beestje te zwak werd om nog te berijden zorgde ze alleen nog voor het arme dier. Uren heeft ze erbij gezeten en praatte ze het versleten beestje levensmoed in. Haar beste en echtste vriendje. Misschien wel de enige ooit.

In navolging van haar broertje werd er, een klein jaar geleden, een crossmotor aangeschaft. Joëlle was een paar keer met hem meegeweest en vond het geweldig. Eenmaal op de motor kreeg ze last van haar “zelfberoofde” lichaam. Ze moest vaak voortijdg de baan verlaten omdat haar tengere lichaam het niet aankon. Een van de zwaarste sporten ter wereld is misschien wel haar redding geweest. Joëlle kreeg in de gaten dat ze meer nodig had dan het karige beetje eten wat ze in haar lijf liet zitten. Ze had bijna niks te verbranden en dan ben je zo klaar. Een motor zonder brandstof rijdt tenslotte ook niet.

Dat was het moment dat Joëlle haar moeder in vertrouwen nam en meldde dat ze een probleem had. Nadat ze samen wat films op youtube hadden bekeken werd alles duidelijk. Alles viel op zijn plaats en moeder herkende haar dochter meteen in de angstaanjagende beelden. Iemand volproppen met eten is dan geen optie. Praten, praten en nog eens praten is het enige dat helpt. Het is een lang proces. Een jarenlang durend patroon gooi je niet zomaar even om. Je moet wel een knop omzetten maar dat gaat traploos. Elke keer een stukje verder. Het idee moet uit je hoofd, hersenspoelen bijna. Ze kreeg een psychologe (Carly van Velzen) toegewezen en dat deed haar zichtbaar goed. Bijna een jaar duurde het “gevecht.” Dat Joëlle een vechter is mag duidelijk zijn. School werkte mee en liet haar thuis studeren. De examens maakte ze wel op school en rondde ze netjes af. Diploma op zak.

Joëlle is nog steeds een beetje onzeker maar werkt hard aan een normaal eet en leefpatroon. De eetstoornis ging eigenlijk niet eens om het eten zelf, maar over de controle die je hebt. Iets wat ze echt kon, afvallen. Achteraf besefte ze wel dat het geen controle was en de stoornis haar eigenlijk gewoon beheerste. “Buitenstaanders” hadden ook altijd wel het idee dat het goed ging met Joëlle. “Zie je wel, ik stel me gewoon aan” dacht ze dan en hield zichzelf voor dat het goed was zo.

“Ik heb toen niet opgegeven, dat kan ik niet. Mijn ouders en broertje zijn er altijd voor me geweest. Hen wilde ik dus absoluut geen pijn doen”. Ik had twee opties. Huilen en opgeven of gewoon vasthouden en doorgaan, vechten. De pijn en ellende had ik toch al dus waarom zou ik dan opgeven?

“Gelukkig denk ik nu andersom. Ik heb nog zoveel dromen die ik waar wil maken. Ik ga voor wat ik waard ben en en vooral doen wat mij gelukkig maakt. Pas dan zal ik ook in staat zijn anderen te helpen.” Na dat gezegd te hebben kijkt ze me aan. Haar ogen blinken en ik zie geluk in haar ogen. Zelfverdiend geluk!

In het kleine jaar dat ze nu crosst gaat ze al lekker rond en groeit iedere week. De helft van het deelnemersveld (jongens) laat ze al achter zich en dat doet haar goed. Naast crossen fotografeert ze hobbymatig en doet dat ook erg verdienstelijk. Trots laat ze me een paar prachtige tekeningen van haar hand zien. Eentje van een leeuwenkop en een van een springende Jeffrey Herlings.

“Kun je ook iets niet?” vraag ik nog maar ze reageert niet. Joëlle heeft veel in haar mars. Deze talenten gekoppeld aan het prachtige zachte karakter maakt haar een heel bijzonder meisje.

Haar plannen voor de toekomst zijn in de maak. Wat de cross betreft kan ze niet zo goed tegen de toegezwaaide lof van haar ouders en broertje. Ze vind het vooral te lang duren voor er een beker op de kast gezet kan worden. Die bekers komen er wel, daar ben ik zeker van. Verder gaat ze begin volgend jaar voor een paar weken met Carly naar Afrika. Een langgekoesterde droom die uit gaat komen. De natuur en de dieren trekken haar. Haar ouders kijken bedenkelijk en vooral bezorgd als het gesprek hierin overgaat. “Eigenlijk vind ik het niks, maar ik kan haar ook niet tegenhouden” zegt vader nuchter. Ook moeder heeft haar bedenkingen maar ze gaat. Het is een fase in haar proces. Haar gevecht naar zelfstandigheid.

“Ik heb dankzij Carly en mijn familie een paar dingen geleerd. Ten eerste dat in jezelf geloven een van de allerbelangrijkste dingen is omdat je anders nooit iets zal bereiken. Ten tweede dat het niet erg is om te falen, omdat je daar juist uit leert hoe je het wel moet doen.

Positief denken is de succesregel en daar houdt ze aan vast.

Joëlle gaat er komen, daar geloof ik heilig in!

Succes met alles meid, en vooral heel veel plezier!

10320271_10203939752561144_8676098036319704236_n-1-326x245De prachtige en zwaarverdiende podiumplaats in Zweden was voor velen een verrassing. Voor Nick zelf eigenlijk niet echt. Het harde werk van de laatste maanden werd beloond, en hoe. Zelf voelde hij het wel aankomen. “Ik voel me sterk” vertelt hij me opgewekt. “Niet alleen fysiek maar zeker ook in mijn hoofd zit het goed”. Het plezier is er weer en dan ben je al halverwege, aldus de 22 jarige “veteraan”.

Geen echte veteraan natuurlijk maar Nick rijdt al lang. Met zijn drie jaar was hij altijd te vinden op iets met twee wielen. Het motortje van toen beheerste hij eerder dan de fietstechnieken. Verwonderlijk dan ook dat hij op een bepaald moment meer fietste dan motor reed. Met zijn, technisch gezien veel mindere, fiets versloeg hij jongens “met naam” en met veel beter materiaal. Vader Jeroen, in die tijd zelf ook fanatiek in de crosssport, zag het talentje en had en missie.

“M’n vader heeft me ver gebracht en daar ben ik hem nog steeds erg dankbaar voor. “Ik wilde doorgroeien en dat kon op dat moment. TM deed een mooi voorstel en zoiets kun je dan ook bijna niet weigeren”. Helaas bracht die samenwerking hem niet meteen wat hij verwachtte. De druk was erg hoog en de resultaten bleven uit.” Ik had veel stress en dat werkt bij mij net averechts”. Lichamelijk kon hij het allemaal wel aan, maar met je hoofd win je de halve wedstrijd.

Je hoort het vaker als er op een wat hoger niveau gepresteerd moet worden. De belangen zijn groter en zodoende de mentale druk ook. Nick volgde de opgelegde schema’s tot in het kleinste detail maar luisterde te weinig naar zijn eigen lichaam. Dat was het moment dat door de steeds opspelende schouderblessure de rest van het lichaam het niet meer trok en hij overtraind raakte. In Mantova ging het ondanks alle negatieve impulsen toch lekker. Hij was er langs alle kanten klaar voor en de trainingen gingen dan ook helemaal volgens zijn verwachting. Helaas sloeg het noodlot toe en miste hij een “dikke triple”. Kijkend naar de zware klappers die hij al eens maakte was dit er ook weer eentje van formaat. Schouder uit de kom, en flink ook. Vier maanden lag hij er uit. Eenmaal terug op de motor was de lol er af. Met heel veel last van zijn schouder reed hij nog 5 GP’s met als begrijpelijk gevolg ondermaatse resultaten. Na Teutschental in september trok het TM team zich terug en Nick was klaar. Klaar met TM en even met de cross. Hij bereikte wat het crossen betreft een dieptepunt. Het spookte door zijn hoofd dat dit wel eens het einde van zijn loopbaan zou kunnen zijn. Geen team, geen motor en vooral geen zin meer.

Via de supercrosswedstrijden die hij in de winterseizoenen reed, zijn grote passie, kwam hij in contact met het Castrol Power 1 team in Duitsland. Mensen die hem op zijn waarde inschatten en hem de kans gaven ADAC SX wedstrijden en “outdoors” te rijden. Begin dit seizoen wist hij zelfs de openingswedstrijd nog op zijn naam te schrijven. “Voor die mensen heb ik veel respect”, aldus een tevreden Nick.

Ik ging vanaf toen ook vaker zonder mijn vader op pad. Op een bepaald moment krijg je te maken met teambazen en monteurs. Dan staan er ineens een paar man tegelijk tegen je te praten en adviezen te geven”. Dat was het moment dat mijn vader en ik er achter kwamen wat het beste was voor beide partijen en heeft hij zich een beetje teruggetrokken. “Door deze beslissing kwam ik vaker alleen voor vraagstukken te staan en ben daardoor dan ook een stuk zelfstandiger geworden”.

Nick bleef altijd rijden. Zo reed hij zich onlangs nog in de kijker op het ONK in Emmen. Tussen het geweld van de semi fabrieksfietsen verraste hij vriend en vijand door een 8e plaats te behalen. “Oud gediende” Erik Eggens, in die tijd testrijder voor Yamaha Nederland, merkte hem op en benaderde Nick. Er moesten motoren getest worden en Eric zat op dat moment zelf in de lappenmand. Mondeling werden er afspraken gemaakt en op die manier kreeg Nick de kans zich te laten zien.

“Vanaf dat moment ben ik eigenlijk pas gaan beseffen wat ik werkelijk waard ben. Ik heb de balans gevonden in m’n lichaam en geest”. Nick weet inmiddels dat je alleen maximaal kunt presteren als je geest vrij is. Vrij van stress en ellende. Alleen aan de dingen hoeven te denken die echt belangrijk voor je zijn op dat moment. “Ik ben voor mijn gevoel veel slimmer gaan rijden. Mijn hoofd bedient nu de gashandle in plaats van mijn rechterhand”.

Met dit gevoel, het geweldige materiaal van het Yamaha-Kemea Team en de mensen om me heen die het echt goed met me voorhebben ben ik begonnen aan een nieuwe carriere, mijn eigen deel 2.

Door velen ben ik op verschillende forums uitgekotst en op veel manieren in een kwaad daglicht gezet. Mensen die, veelal anoniem, hun ongenoegen spuien uit frustratie of misschien wel uit jaloezie. Gelukkig kan ik daar boven staan en leg ik zulke uitspraken vrij makkelijk naast me neer. Ik zou er nog respect voor kunnen hebben als zo’n kerel op de cross eens op me af zou stappen en in mijn gezicht zou zeggen dat ik niks kan. Dan zou ik ‘m een biertje geven voor zijn lef en openhartigheid. Natuurlijk mag je je mening hebben over alles en iedereen. Maar als ik mijn racefiets uit de garage pak staat er niemand klaar om mee te fietsen. Niemand wil eigenlijk de opofferingen kennen die je moet doen. Alles is zwart wit, bijna altijd.

Het is geweldig als mensen je op handen dragen als je mooie uitslagen rijdt. Jammer dat ze niet beseffen dat je ze pas echt nodig hebt als het niet gaat…