Davy vertelt me het relaas van zijn fatale val.
Ogenschijnlijk onschuldig leek het in eerste instantie. “Een valletje van niks eigenlijk” aldus de crossende scholier uit Ammerzoden. “Ik voelde het wel steken in mijn schouder, maar dat was dan ook alles”. Hij krabbelde op en vervolgde zijn weg tot de eerstvolgende sprong.
Toen Davy neerkwam wist hij meteen dat het goed mis was.
De schouder was uit de kom geschoten en ondanks zijn bizar hoge pijngrens moest hij met flinke tegenzin het strijdtoneel verlaten. “Balen maar kan gebeuren, hoort er allemaal bij”, zegt hij nuchter. De zondag erna heeft hij het nog eens geprobeerd maar dat was tevergeefs. De pijn was echt te hevig en hij voelde dat het beter was de boel maar eens goed te laten bekijken door de dienstdoende circuitarts.
Die constateerde dat het crossen wel even voorbij zou zijn. De kom was doormidden en dan ben je gewoon even klaar. Klaar met veel dingen en zeker crossen.
Crossen is voor Davy heel duidelijk zijn leven. Natuurlijk hoort school daar ook bij en ook dat ondergaat hij gedisciplineerd. Ook daar zijn ze vol lof over Davy. Niet zo zeer over zijn punten maar meer zijn , nu al, professionele instelling. Davy heeft een plan. In zijn hoofd is het allemaal al uitgestippeld en daar gaat hij voor.

Gisteren dan een telefoontje van de arts. “Ik heb goed en slecht nieuws” zei hij kalm. Het slechte nieuws was dan eigenlijk dat het kapot was. Botten moeten aangroeien en dat kost tijd, kostbare tijd voor Davy.
Het goede nieuws was dat het allemaal weer goed zal komen. Een groot geluk bij dit ongeluk is dat de schouder er aan de achterzijde uitgekomen is.
Er zijn daarom geen spieren of pezen die er onder geleden hebben wat eigenlijk resulteert in het “eenvoudig” aangroeien van het bot. Het tussenliggende kraakbeen is wel beschadigd maar zeker niet onherstelbaar.
Ondanks dat een jong lichaam snel geneest duurt het toch wel een week of 4 vooraleer hij weer de “oude” zal zijn. 4 weken totale rust, en dat is net wat hij niet kon gebruiken. Hij zou dus eigenlijk in Loket weer voor het eerst op de motor mogen. Davy is er toch wel wat triest onder en geeft aan dat het helemaal niet zeker is dat hij daar zal starten.
Je conditie en ritme ben je eerder kwijt dan dat je het hebt opgebouwd en dat weet hij heel goed. Alles hangt af van het herstel door de rust die hij nemen moet. Rust, therapie, massages en lichte souplesseoefeningen en vooral geen motortraining.
Nog even snijd ik de plannen voor het nieuwe seizoen aan. “Die zijn er zeker, maar daar mag ik nog niets over zeggen”. Uiteraard heb ik begrip en respect voor die laatste zin. We wachten in spanning af want een ding is heel zeker.

We gaan nog heel veel van hem horen.

Mike Kras is relaxed. Een “achterstevorencap” met bijpassende zonnebril typeert de crosser. Geen prater zoals hij zelf zegt, en zijn moeder beaamt. We zitten achter buiten waar de zon lekker brandt. Fijnaart is een rustig dorpje en dat merk je dan ook meteen.
Onverwacht fit loopt hij rond en haalt drinken voor ons. “een zorgzaam typ” zegt zijn moeder als hij even in de keuken is. “Mike heeft vanaf zijn 15e al voor zichzelf leren zorgen”.
“Mike zat al vroeg op de motor”, zo begint zijn moeder. Op zijn vijfde verjaardag stond er dan ook een crossertje in de tuin. ”Toen ik Mike kreeg heb ik meteen gezegd; “dit moet een crosser worden”. Mike’s moeder was in die tijd een groot fan van Tallon Vohland. Een toen opkomend talent. “Een mooi en vooral sympathiek mannetje”, zegt ze glunderend. Een crosser heeft ze gekregen, want Mike ragde alles af wat hij onder zijn kont kreeg. Een natuurtalent wordt over het algemeen snel opgemerkt en ingelijfd. Vandaar ook dat Mike, die in die tijd alles won waar hij aan meedeed, al snel opviel bij diverse crossteams.
Met zijn 15 jaar werd hij dan ook “weggehaald” uit zijn ouderlijk huis om in Friesland zijn, dan al succesvolle, carriere uit te bouwen. “Ze zouden goed voor hem zorgen, althans dat beloofden ze me” zegt zijn moeder en kijkt bedenkelijk omhoog. Aangezien Mike geen prater is heeft hij lang gedaan wat er van hem verwacht werd, zonder verontrustende meldingen huiswaarts te maken.
De lol van het crossen was er voor Mike al snel af. De romantiek, het plezier van het rijden raakte zoek en kwam ook niet terug. Een grote druk rustte bijna constant op zijn schouders en daar had hij veel last van. Mike presteerde daarom ook veel beter als hij geen stress had. Als er niks moest en (bijna) alles mocht reed hij de sterren van de hemel.
Ja, Mike is een natuurtalent.” Op de een of andere manier weet ik precies wat ik met mijn motor kan en voel dingen vrijwel meteen aan”. Dan hoorde ik bijvoorbeeld een bepaald geluidje onder het rijden. Stopte bij mijn monteur en meldde mijn probleem. “Niks aan de hand, ik hoor niks, rijden!” was het antwoord. Twee ronden verder ontplofte het ding zowat. “Als er iets is voel ik het meteen, altijd”. Zonder stoer of arrogant te willen zijn durf ik wel te zeggen dat ik een hele goede motorbeheersing heb. Ik bepaal waar ik los, en vervolgens weer neerkom. “Een fijn gevoel waardoor je je niveau behoorlijk op kunt schroeven” aldus Mike.
Mike wordt ook wel “de kogel” genoemd. Hij dankt zijn bijnaam aan zijn geweldige starttechniek. Praktisch altijd bij de eerste drie weg. Bij een “slechte” start zit hij nog steeds bij de eerste tien.
“Het lijkt allemaal zo prachtig voor de buitenstaander” zegt Mike en terecht. Het lijkt inderdaad geweldig, ook in mijn ogen, maar er is dus wel een vette keerzijde aan deze medaille. Het “moeten” stond hem het meest tegen. Hij was “in dienst van” dus moest heel veel en mocht veel minder.
Voor Mike was het al die jaren niets meer dan, veelal onderbetaald, werk, zoals wij naar kantoor of de werkplaats gaan. Hij wist niet beter dan crossen. Dag in dag uit, tot het bijna tegen ging staan.
De laatste vijf waren eigenlijk zijn mooiste jaren en heeft hij het goed naar zijn zin gehad. Door John Beijer werd hij gevraagd voor hem te komen rijden en Mike kon zijn eigen gang gaan. Geen druk, gewoon lekker rijden. Het plezier kwam terug en hij presteerde ook gelijk een stuk beter. Ondanks dat blijft er toch een tijd van komen en een tijd van gaan.
Zijn verhaal is voor mij moeilijk te begrijpen. Jarenlang crosste ik met grootse plannen voor de toekomst op ondermaats niveau. Wij, mijn vrienden en ik, gingen het natuurlijk maken in de cross. Aan vechtlust ontbrak het me niet, alleen was het benodigde talent niet aanwezig. Juist daarom is het zo onwerkelijk te horen dat je het gewoon beu kan zijn, ook al barst je van het talent.
Mike wist al dat dit zijn laatste seizoen zou worden. Als ik die laatste keer niet zo hard gevallen was zou ik sowieso gestopt zijn na dit seizoen. Die enorme crash heeft mijn beslissing alleen maar versneld en zeker makkelijker gemaakt. De letsels waren dermate ernstig dat ik voor hetzelfde geld nu in een rolstoel had gezeten. Nooit meer kunnen lopen en een zeer beperkt leven leiden schrok Mike Wazowski dermate af dat zijn besluit eigenlijk al meteen gemaakt was.
“Ik ga er niet meer op” zegt hij met een relaxte en vastbesloten blik en kijkt me aan. “Ik ben er klaar mee en voor” .

“Ik ben nog aan het denken welke kant ik uit wil, maar neem er mijn tijd voor”. “Al een paar jaar dacht ik: wat als ik klaar ben met de cross. Wat als ik wil of wellicht moet stoppen. Wat dan?”
Op dat punt stop je dan ook met denken, en ieder seizoen kreeg hij weer een nieuwe aanbieding of verlenging van zijn contract en dacht dan, “Nog een seizoen en dan kap ik”.
Het lot heeft hem een handje geholpen. Nog steeds is het onwerkelijk te zien dat zo’n talentvolle kerel kan zeggen, “ik stop ermee”
Mike leefde de jongensdroom van mij en vele anderen. Mike heeft het allemaal gezien en meegemaakt. Hij hield er een berg goede en echte vrienden aan over en zag veel meer van de wereld dan menig man van zijn leeftijd. Al met al heeft hij nu een mooie en kostbare zak zorgvuldig verworven bagage die hem zeker nog van pas gaat komen in zijn verdere leven en loopbaan.
Het is een nette welbespraakte jongen. Is altijd een ambassadeur geweest voor zijn sport en zal zeker goed terecht komen.
Op mijn vraag of hij nu eigenlijk nog wat heeft overgehouden aan zijn 20 jarige succesvolle carriere wijst hij trots naar de poort in de houten schutting.
“Ik heb mijn bus verkocht en de gesponsorde spullen netjes teruggebracht naar de mensen die me altijd bijgestaan hebben”. In voor en tegenspoed stonden ze voor me klaar en daar ben ik dankbaar voor. Van het opgebrachte geld kocht hij een mooie bolide. Met glanzende ogen staart hij naar het kanon en er verschijnt een lach op zijn ontspannen gezicht.
Mike is gelukkig, ik zie het aan zijn gezicht. Misschien wel voor het eerst sinds jaren. Hij is gelukkig met zijn beslissing, zijn trouwe partner Indya en zijn mooie auto.
Een jonge vent met veel in zijn mars, een geweldige basis en nog een heel eind te gaan…
Succes Mike en bedankt voor al het mooie wat je de sport gegeven hebt.
Het ga je goed.

Micha Boy de Waal. Zijn naam doet me aan een “jongentje” denken maar die gedachte is snel weg als ik hem uit zijn bus zie stappen. Een flinke kerel met een knappe kop. Vriendelijk geeft hij me een stevige hand en vraagt hoe het met me gaat. Grappig dat hij dat vraagt terwijl hij zelf net een moeizame 4 maanden heeft door moeten worstelen.
Een dikke vier maanden geleden kwam hij ernstig ten val en brak zijn bovenbeen op meerdere plaatsen, zijn schouderblad en enkele ribben. Een serieuze klapper met grote gevolgen. Toch zeker op dat moment want Micha zag zijn carriere al een beetje wegglijden. Tot zijn grote blijdschap bleek al snel dat de crash geen blijvend lichamelijk letsel op zou leveren en dat stemde hem gelukkig.
Zijn karakter zou zijn herstel bepalen en dat ging sneller dan verwacht. Na zijn terugkeer uit Spanje, waar hij zich direct na zijn val liet opereren, is hij in Nederland toch nog even langs geweest voor een second opinion. Er werden foto’s gemaakt en alles was gelukkig op de juiste wijze “gerepareerd”.
Doordat er pinnen in het been gezet werden hoefde Micha niet in het gips, wat hem toch de nodige bewegingsvrijheid gaf. “Ik kon nog veel en wilde dat ook. Ik wilde weer vooruit” zegt hij met glinsterende ogen vol zelfvertrouwen. Al snel ging hij oefeningen doen om alles maar zo soepel mogelijk te houden. “Ik was echt bang om lichamelijk ver achteruit te gaan.
De weg terug is altijd weer zo lang en ik heb zo weinig geduld”, lacht hij. Die weg duurde 4 lange maanden en die heeft hij fysiotechnisch goed besteed. Dat blijkt wel want woensdag was de dag.
Voor het eerst sinds zijn harde val weer op de motor. “Ik ben er gewoon een beetje nerveus voor, dat mag je best weten” zegt hij als hij zich aan staat te kleden. Als hij de laatste clip van zijn laars dichtduwt kijkt hij me aan. “Daar gaan we dan”, zegt hij zachtjes en ik zie de opluchting van hem afstralen. Micha is een crosser en crossers moeten rijden. Als hij zijn motor gestart heeft blijft hij heel even staan. Geconcentreerd staart hij voor zich uit alsof hij zich aan het opladen is.
Eindelijk is het dan zover, hij mag weer. De eerste rondjes rijdt hij rustig, bijna te netjes. Halve sprongen zijn het nog maar en intussen verkent hij zorgvuldig de baan. Geen onnodige risico’s en geen rare sprongen, nog even niet.
Niet bang maar heel voorzichtig houdt hij zijn zwakkere rechterbeen nog even op de steun. De tweede en derde sessie bouwt hij het netjes op. De oplettende kijker ziet dat hij steeds zekerder rondrijdt en moeite moet doen zich in te houden. Ondanks dat rijdt Micha netjes zijn rondjes, netjes en strak.
In de laatste sessie gaat hij voor mijn gevoel al vertrouwd rond. Natuurlijk nog niet het oude niveau maar hij steekt zo nu en dan zijn “zwakke” been alweer uit en de sprongen komen ook weer in de richting van “vroeger”.
De motor gaat weer redelijk plat en het gas gaat goed open. Ik krijg kippenvel als hij “volle bak” voorbij komt waarbij ik besef dat dat niet eens komt door de snelheid. Het vertrouwen is er gewoon en dat zie je. “Hij zit er lekker op” hoor ik een monteur zeggen en dat zie ik dan weer wel.
Hij zit er lekker op en komt er wel. Licht hijgend stapt hij van zijn motor. “Heerlijk” is het eerste wat hij uit kan brengen. Hij heeft het gemist, dat is duidelijk. “Die spierpijn van morgen zal ook weer nieuw voor je zijn” grap ik tegen hem. “Morgen maar weer rijden, dan ben ik de spierpijn voor”, krijg ik terug. Er zullen nog wel wat trainingen aan vooraf gaan maar we gaan weer van hem horen.
Micha is terug en hoe!

Peetje MX

“Peter staat nog onder de douche maar kom maar vast binnen hoor”, zegt zijn lieftallige vrouw Patricia en neemt me mee naar boven. Een gezellig huis met mooie spullen. Over elk van de twee luidsprekerzuilen naast de tv hangen “gloednieuwe” crosshelmen. Een gele Arai en een Bell moto3. De laatste helemaal in de originele Bob Hannah uitvoering, prachtig.
Peter heeft een behoorlijk ritueel overgehouden aan zijn motorongeluk, 20 jaar geleden. Een incomplete dwarslaesie was zijn onfortuinlijke deel en maakte een abrupt eind aan alle dromen van toen. In een rolstoel zou hij de rest van zijn tijd moeten slijten, aldus de artsen. Waarschijnlijk is het zijn geluk geweest dat hij jarenlang gecrossd heeft waardoor hij leerde niet op te geven, nooit.
Peter is een bijter, een vechter en allesbehalve een opgever. Hierdoor werd hij dan ook twee keer BLB crosskampioen. Een keer bij de junioren en nog eens een keer bij de nationalen.
Zelf rijden is er niet meer bij maar hij ademt nog steeds motorcross. Kent alles en iedereen en verdiept zich ook in de achtergronden van de “oude glorie”. Leven ze nog, de helden van toen. Wat doen ze nu en lijden ze nog steeds aan hun noppenverslaving.
Geboren uit een gezonde frustratie is hij zich meer en meer gaan verdiepen in de crosswereld. Hij begon dingen te verzamelen en legde contact met “oude”crosshelden uit zijn tijd. Met verschillende van die mannen heeft hij persoonlijk contact en sommigen helpen hem weer aan materialen of informatie.
Met een voorliefde voor Amerika, is hij dan ook begonnen met zijn “Vintage Museum”. Hij wilde als eerste zoveel mogelijk motoren verzamelen welke vroeger in zijn bezit waren geweest, en dan ook nog eens helemaal in de originele staat. Als onderhoudsmonteur kan hij veel zelf en sommige dingen laat hij doen. Spuitwerk van de helmen bijvoorbeeld. “Da’s een vak apart”, aldus Peter. Terug beneden aangekomen schrik ik toch wel even. Een Yamaha YZ490 uit 1982, helemaal heropgebouwd tot nieuwstaat, een “Brad Lackey replica” Suzuki RM 500, inclusief de befaamde “St Pernod” stickers. Een Beta 125 uit 1978, waar hij ooit zelf op begonnen is. Op dit moment is hij werkende aan een Yamaha YZ490 uit 1983, wat een “Carlquist Replica” moet gaan worden. Heel veel accessoires als handschoenen, niergordels, brillen en laarzen sieren de ruimte. Zelfs de revolutionaire Scott laarzen, geheel van kunststof staan er te pronken met bijbehorende originele doos.
Peter speurt. Struint wereldwijd het internet af naar mooie dingen. Hij droomt zichtbaar weg als hij naar de netjes uitgestalde spullen staat te kijken. Ik droom mee. Ik weet niet of het toen allemaal mooier was maar ik vind het wel schitterend dat we die groei mee hebben mogen maken. De veerwegen, kleding, helmen, en pk’s. Motorcross is en blijft een machtige sport.
Peter heeft het niet slecht. Hij heeft indertijd goed voor zichzelf gezorgd en daarom alles netjes op de rit. Alles wat binnen staat is dan ook eigendom en goed verzekerd en beveiligd. Helaas is hij onlangs “medeslachtoffer” geworden van een massaontslag in de alom bekende sigarettenbranche dus is genoodzaakt financieel even pas op de plaats te doen. “Eerst maar eens duidelijkheid en dan weer verder zien”. Hij kijkt er niet triest bij, want zo is hij niet. Altijd de kop omhoog. Alles heeft een reden en is wel weer ergens goed voor. Zo ziet hij het en zo is het misschien uiteindelijk ook wel.
Sinds een tijdje heeft hij contact met Leon Verheij. Leon is ook een oud crosser en heeft het grootste deel van de spullen verzorgd die tentoon gesteld staan in het Mx Museum in Zweden. Leon weet alles te vinden en kent zowat iedereen die ook maar iets met motorcross te maken heeft of heeft gehad. Omdat Leon de passie herkent denkt hij mee met Peter en helpt hem waar hij kan.
Mensen hoeven niet perse hun emotioneel kostbare spullen te verkopen. Tentoongestelde spullen kunnen ook eigendom blijven en ten allen tijde teruggehaald worden, zoals het ook in andere musea werkt.
Het gaat hem dan ook niet om het bezitten, maar wel om het bij elkaar hebben, het totaalbeeld. Er staat bijvoorbeeld een splinternieuwe FOX pomp, helemaal compleet, op de kast. Er was door FOX zelf gemaild of ze het ding voor een “habbekrats” terug konden kopen. Zelf hadden ze er geen meer van en wilden hem graag voor het eigen museum aldaar. Dat feest ging dus niet door. Peter is blij met en ziekelijk zuinig op zijn vergaarde spullen en zal er niet snel afstand van doen. Voor een hele dikke prijs misschien wel, maar dan alleen om weer meer en wellicht mooier materiaal aan te kunnen kopen.
Hij hoopt stiekem een beetje op giften. Niet in geld, maar van mensen waarbij de spulletjes nog in een kist op zolder liggen en die liever “opgebaard” zien liggen bij een crossverslaafde.
Verslaafden moeten eigenlijk geholpen worden, maar deze moeten we beschermen.

Voor de vierde keer kijk ik naar de zilvergrijze Volkswagen Crafter die achter ons staat. Een leeftijdsgenoot zit uit te rusten van zijn laatst gereden rondjes. Ik weet dat ik hem ken maar krijg het niet “uitgegraven”. Als hij wat later weer wegrijdt voor de volgende sessie zie ik zijn naam op de achterkant van zijn shirt. Die naam herken ik zeker en er komen weer wat dingetjes boven.
Peter is van “mijn crossgeneratie” en we hebben vaak samen gereden. Grappig genoeg weet hij nog dingen van en over me uit die goeie ouwe tijd en daar sta ik eigenlijk van te kijken. Hij blijkt een garagebedrijf te hebben dat hij samen met zijn zoon runt.
Zijn zoon en dochter crossen ook en daar geniet hij van, dat zie ik in zijn ogen als hij het vertelt. Ook vertelt hij me over zijn “mankementen”. Een laars die slecht past door een vervormde voet, overgehouden aan een gewaagde hoge sprong. Ik schrok toen hij zijn sok uitrok. De arts vertelde hem na het ongeluk dat hij misschien zijn voet moest gaan missen, maar ze zouden nog wel wat proberen, zo zei hij. Het “probeersel” lukte wonderwel en hij rijdt gewoon zijn rondjes weer. Het “balansremmen” in de lucht gaat alleen even wat moeizamer nu maar weerhoudt hem zeker niet van zijn verslaving.
Door een slecht gehoor, weer “te danken” aan ziekte op een wat jongere leeftijd, leerde hij liplezen. Knap wel want voor hij het vertelde had ik het echt niet in de gaten. Het is een karakter man. Traint, pakt zijn wedstrijden mee en rijdt zelfs 1 x per jaar de beruchte veteranencross mee in Glenn Helen, Amerika.
Een crosser in hart en ziel, dat is me wel duidelijk en vind het mooi om te horen. Natuurlijk, zo zijn er veel, maar Peter van der Weele ken ik dan toevalllig.
Aan het eind van ons gesprek geeft hij mijn crossend zoontje nog een les mee voor zijn komende crossjaren. “Zorg dat je op tijd vertrekt naar de cross en zorg dat je spullen in orde zijn”. Goeie les vind ik wel. Ik hou het zelf ook maar even in gedachten.
Bedankt Peter, was even gezellig.
Je vertelde dat je m’n verhaaltjes leest dus deze zal je wel hekennen.

In mijn crosstijd heb ik nooit gerookt en het hevigste wat ik in die tijd gedronken heb is een Shandy geweest.
Na mijn mislukte knieoperatie ben ik nog een seizoen of anderhalf door blijven “modderen” tot ik er zelfs geen zin meer in had.
Redelijk bijzonder, temeer omdat motorcrossen jarenlang mijn lust en mijn leven was. Iedere keer maar weer een berg vocht erin en een slepende pijn door al dat vocht tussen mijn gewrichten. Uit een soort van frustratie ben ik in mijn “crossnadagen” regelmatig in het cafe beland. Mijn pa was er minder blij mee maar zo af en toe ging ik dan toch wel eens wat drinken met m’n maatjes.
Het was op een zaterdagavond voor een clubwedstrijd in Dordrecht dat ik besloot nog even bij een van m’n vrienden langs te gaan. Het plan was natuurlijk de kroeg, maar dat durfde ik hem toen niet te vertellen.
“Ben je wel op tijd thuis, we moeten vroeg vertrekken morgen” zei hij nog voor ik de deur dichttrok. “Jazeker, komt goed” antwoordde ik schijnheilig. Natuurlijk was het veel te gezellig en uiteindelijk kwam ik om 6 uur in de ochtend Halsteren weer binnenrijden. Hoe dichter bij huis, deste schuldiger ik me begon te voelen en besloot een bocht voor ons huis de motor van mijn auto af te zetten en mijn lichten uit te doen om vervolgens uit te bollen tot de voordeur. Sleutel niet helemaal terug in verband met het stuurslot.
Dat lukte allemaal. Aangezien ik schoenen droeg met leren zolen hoorde je die op straat dus die had ik voor het uitstappen al uitgedaan. Heel zacht drukte ik mijn portier in het slot en sloop als een dief de straat over. Heel voorzichtig schoof ik de sleutel in het slot en ik wist dat als ik de deur opendeed hij, na een centimeter of 20, begon te piepen. Als je de deur aan de kruk wat lichtte was dat piepen bijna niet meer te horen. Heel langzaam draaide ik de deur open en net toen ik de deurkruk vastpakte om hem wat op te lichten werd de deur opengetrokken.
Daar stond mijn vader! Hij keek me teleurgesteld aan en ik was klaar om een scheldkannonade te ontvangen.
Hij keek me nog eens goed aan en zei niets, geen woord, en liep naar buiten met zijn twee Rottweilers. De bus was al geladen, alleen de koelbox moest er nog in dus gespannen wachtte ik tot hij terug was. Hij keek me niet meer aan en zei niets, geen woord. De hele weg er naartoe hing er een gespannen sfeer in de cabine en ik had het allesbehalve naar m’n zin.
Spijt had ik ook, alleen al vanwege deze situatie. Ook op de cross aangekomen bleef het stil. Tussen de training en de eerste manche heb ik ‘m niet eens gezien en ik voelde de les die hij me leerde.
Nooit eerder was ik zo zenuwachtig als voor deze ene wedstrijd. Ik wist dat ik in de top vijf mee kon, en dat moest ik, zeker deze dag, waar maken. Gek genoeg was het de dag van mijn leven en alles lukte. Uiteindelijk mocht ik de tweede beker mee naar huis nemen en ben volgens mij nooit zo blij geweest met een beker als met deze bewuste. Op de terugweg werd er niet veel gepraat, alleen het gebruikelijke en hoognodige, meer niet. Hij wist dat hij niks hoefde te zeggen en dat ik m’n les geleerd had.

Als hij niets zei, zei hij het meest…

“Leg de verpakking van wat je meeneemt maar op de balie Olav, dan komt dat de volgende keer wel goed. Ik ga ff een boterhammetje eten”, zei hij en liep weg.
Verstomd bleef ik alleen achter in de motorzaak. Nog nooit eerder had ik dit meegemaakt. Navraag leerde me dat dat “Jos” was. Vertrouwen in de mens. Ik haalde mijn handschoenen uit de verpakking en legde het plastic op de balie. Eerst wilde ik er het geld bijleggen, maar dat leek me ook weer niet verstandig. Toen ik later terugkwam om te betalen was zijn vrouw in de zaak en bedankte me vriendelijk.
Een van de weinige keren dat ik te maken heb gehad met Jos Dolphijn. Ik kende hem via vrienden die bij de BLB reden. Doordat ik daar zo nu en dan maar eens meereed kende ik daar maar weinig mensen, maar Jos was er beroemd. Ik hoorde veel over hem en eigenlijk alleen maar positieve dingen. Zijn hulpvaardigheid werd het meest geprezen. Stond met raad en daad altijd klaar, en voor iedereen.
Veel later, op een BK in Wuustwezel ben ik eens wezen kijken naar de prestaties van Kevin Strijbos. Bladerend in het programmaboekje en zoekend naar bekende namen kwam ik Jos weer tegen. Jos kwam aan de start op een, volgens mij gele, Yamaha met bijpassend geel tenue, geheel in stijl. Hij deed zijn rondjes en uiteraard kon je nog steeds zien dat hij een coureur van niveau was geweest. Mooie rustige stijl, berekend en bekeken. Hij zag zijn sporen en volgde die ook. Jos was Jos en deed altijd zijn ding, volgde zijn spoor.
Ook nu heeft Jos zijn ding gedaan en daar schrok ik wel even flink van. We waren geen maatjes, dat niet, maar zonder het ooit aan hem te melden was er altijd wel een soort van respect. Dat heb ik voor mensen die hun droom durven te volgen.
In mijn ogen geen opgever maar een man met verstand van zaken die met die kennis, samen met zijn vrouw Paula een prachtige motorzaak opbouwde en de crosswereld bijstond.
Ik ken verder geen details en dat is ook niet nodig. Jos heeft gedaan wat hij moest doen, hoe verschrikkelijk en niet te begrijpen dat ook mag zijn. Een bijzondere man heeft ons verlaten. Bijzonder vooral in de zin dat hij besefte dat we op de wereld zijn om elkaar te helpen.

Bedankt voor je hulp Jos, bedankt voor de mooie jaren.

Sterkte Paula en familie, veel sterkte!

Daytona

“Als je de reis zelf betaalt, is de rest voor mij”, zegt mijn vader en laat me een folder zien. “Daytona speedweek ‘82” staat er op. Ik kan het gewoon niet geloven. Amerika, het beloofde land. Het land dat alleen in films bestaat. Op tv en in de bioscoop dus.
Eigenlijk kan ik helemaal niet mee omdat ik me in de eerste vakantie week moet melden op een marechaussee kazerne. Maar ja, als je moet kiezen… Ik besluit een aanvraag tot uitstel in te dienen en de vakantieplannen kunnen wat mij betreft gemaakt worden.
De dag van ons vertrek heb ik nog steeds geen bericht van de koningin gehad, dus besluit ik het er maar op te wagen. Afpakken kunnen ze het straks toch niet meer.
We moeten overstappen in New York, waar op dat moment een pak sneeuw ligt. Dat verwacht je dan weer niet als je al eens wat films hebt gezien die zich daar afspelen. Eenmaal op plaats van bestemming is de temperatuur behoorlijk te noemen. We zitten in een hotel aan het strand. “Daytona Beach” dus en het is prachtig.
Dikke pick up trucks baggeren langs de waterlijn. Ook wij rijden heen en weer met onze gehuurde Chevrolet en het gevoel is magisch. Aan de overkant van het hotel staat een restaurantje, “Wendy’s“ genaamd. Op dat moment natuurlijk nog nooit van gehoord. Daar is mijn “hamburgerverslaving” dus begonnen, heerlijk.
In de twee weken dat we er zijn doen we zo veel mogelijk. We gaan naar Dirt track en short track wedstrijden. Vaak ’s avonds met de lampen aan. De sfeer is onbeschrijflijk en ik krijg toch weer dat filmgevoel van thuis. De winnaar gooit gesigneerde frisbee’s het publiek in waar ik er een van vang. Geweldig. Ik ruik er aan en hou ‘m vast, goed vast. Alles is megagaaf en de mannen zijn stoere helden, allemaal.
Een vriend van mijn vader is ook ter plaatse die dan weer bevriend is met Jan Kostwinder en Boet van dulmen, die de race meerijden. Via hen mogen we mee rijden in een dikke Chevy convertible oldtimer die na de vakantie verscheept zal worden naar Nederland. We zitten hoog op de achterste leuning van de slee en mogen de pits doorrijden. Vervolgens brengen we een bezoekje aan “Den Boet en Jan” en krijgen wat te drinken. Ik vraag overal stickers, zoveel mogelijk.
Een paar mannen doen een wedstrijdje “pitbiken”om twee olievaten. Echt, het lijkt wel of ik meespeel in een film of gewoon droom. De “Daytona supercross” spreekt echt tot m’n verbeelding en “Doug Domokos” rijdt in de pauze op zijn gemakje het hele crosscircuit rond op zijn achterwiel. Ook weer magisch. Met mijn originele cowboyhoed op eet ik “footlong” hotdogs uit zilverpapier en hebben een gesprek met “The Pink Lady”. Het is een gekende bovenmiddelbare vrouw die overal opduikt in een felrose leren motorpak op een felrose Harley.  Zichtbaar geniet ze van alle aandacht.
Mijn vader besluit dat we toch ook maar wat crosskleding mee moeten nemen. Kwijlend zit ik op de achterbank van onze huurbak met een paar blauwe “Yoko Ktm” crossbroeken, een “Super Seer”crossbril en een “Bell moto 3”. Dit is echt de mooiste vakantie van mijn leven.
Naar het hotel rijdend komen we langs een crosscircuit waar wat jongens aan het trainen zijn en we stoppen. Als ik bij een Kawasaki rijder sta te kijken raken we in gesprek. Ik vertel hem dat ik cross en hij geeft me zijn helm. “you go and ride ‘m” zegt hij en wijst naar zijn KX125. Ik val bijna flauw en klim op het groene gevaarte. Het valt hem op dat ik vrij makkelijk door het losse zandstuk manouvreer. “In Holland, all we have is sand. Loads of it” leg ik hem uit.
Later in de week volgen we hem in de voorwedstrijden van de Supercross. Hij wint niet maar is wel een bijter. Mijn “American Hero”.
Naast ons hotel staat een “Peterbuilt” vrachtwagen met alles er op en er aan. Ik maak foto’s en weer kwijl ik.
M’n zus staat te flirten met een ruige Canadees die haar meevraagt achterop z’n bike. Motoren hebben ze daar namelijk niet, alleen “bikes”. Mijn moeder en zus vragen zich af wanneer we wat leuks gaan doen. We rijden een keer naar “Marineland” om naar een dolfijnenshow te kijken. Boeiend. “Pap, gaan we nou?” vraag ik ongeduldig, “die hebben we in Nederland toch ook?”
Thuisgekomen bleek m’n uitstel niet toegekend en omdat ik niet was verschenen mocht ik me vervolgens melden bij de Infanterie, van Heuts ook nog. Voor straf denk ik.
Altijd wilde ik nog een keer terug maar besef dat het alleen maar minder zal zijn. Altijd mooi natuurlijk maar nooit meer zo als toen. Magisch dus.

Pa, bedankt nog…

Gerard Rond

Er is in de afgelopen 25 jaar is er veel veranderd in de crosswereld, heel veel. Ik heb geen idee of ze nu harder rijden als vroeger maar dat moet haast wel. Gezien de veertechnieken en de motoreigenschappen van de kanonnen van nu is er veel ontwikkeld in positieve zin.

Ik ben ooit gestopt met een KTM 495 tweetakt en merk dat als ik nu m’n 250’je opendraai, het vermogen zeker niet onder doet voor het materiaal van toen.
Als ik, in een melancholieke bui, weer eens beelden terugkijk van bijvoorbeeld een GP uit die “goeie ouwe” tijd krijg ik toch wel kippenvel. Mijmerend over de rijders van toen blijven mijn gedachten dan altijd steken bij onder anderen Gerard Rond. Gerard was in mijn ogen de “pretty boy” van die tijd. Een echte “gentleman” waardoor hij voor vrouwen volgens mij een knappe kerel was met erg veel charisma.
Door zijn nette taalgebruik leek hij iets of wat uit de hoogte misschien, maar dat paste wel bij hem. Hij zat altijd netjes in de kleding welke “volgenaaid” zaten met sponsorlogo’s.
Door zijn positieve uitstraling zagen verschillende zakenmensen wel een toegevoegde waarde in hem en zijn uitstraling. Een ambassadeur voor de sport zelfs.
Gerard was een van de mannen die het show element introduceerden in de motorcross. Hij sprong hoog, mooi en vooral erg plat. Stuur schuin en benen tegen de tank, geweldig vond ik het. Hij trok een wheelie waar hij wilde en was sterk, beresterk.
Ik weet nog goed dat ik met mijn vader mee was naar de “Cross der Azen” in St. Anthonis. Het was in de tijd dat Gerard erg veel “last” ondervond van Marc Velkeneers.
Ik stond bij een stuk waar ze een ruime bocht moesten nemen en vervolgens een meter of tweehonderd schuin omhoog gingen. Gerard kwam plat de bocht uit en draaide z’n gas wijd open. Door een vervelende knip schoot zijn linkerhand van het stuur en kon niet meteen terugpakken.
Waar een ander de gashandle even zou laten voor wat hij was hield Gerard hem gewoon lekker open. Het voorwiel van zijn watergekoelde Yamaha kwam los maar zijn gas bleef gewoon open. Met een hand aan het stuur probeerde hij de andere weer aan op z’n plaats te krijgen maar dat lukte hem pas na iets van 100 meter.
Met z’n jankende tweetakt stuiterde hij de heuvel op en bijna boven kreeg hij weer contact met zijn stuur. Niks aan de hand, geen tijd verliezen, gewoon gasgeven.
Dat beeld vergeet ik nooit meer. Mooi om te zien, maar vooral erg stoer, vooral voor zo’n klein manneke als ik toen was. Die ene imponerende actie maakte hem al een van mijn helden van die tijd.
Ik ben niet zo van de statistieken en zoek zulke dingen ook niet op, dus weet ook niet wanneer en waarom hij later gestopt is.
Hij heeft nog een “cross school” gehad volgens mij en daarna heb ik eigenlijk niks meer van hem gehoord. Ik hoef het ook eigenlijk helemaal niet te weten.
Ben geen recensist of crosshistoricus en hou het graag bij mijn momenten. Opsommingen van feiten horen tenslotte thuis op Wikipedia. Het gaat me om mijn beeld van toen.
Die beelden zijn mooi, en vooral heel echt!

Ze zouden de baan hier en daar wat omleggen vanwege de grote modderpoelen onderaan de dijken. Vlissingen was toen nog een van de mooiste banen (vind ik dan) in de wijde omstreek. Halverwege de natte dijk ineens de hoek om maar niet helemaal naar beneden te hoeven rijden.
Op zich een strak plan, temeer omdat ik al niet zo’n “modderrijder”was. De laatste wedstrijd om het Zeeuws kampioenschap en ik maakte zowaar nog kans op een bekertje. Alles verliep goed tot ik me vergiste in de dijkafslag. Te hard kwam ik de dijk over en moest vol in de ankers om de “vervroegde afslag”nog te kunnen halen. Voorrem moest er echt goed bij, welke ik vervolgens van schrik iets te hard inkneep. Voorwiel schoof onderuit en mijn gashandle kwam op de knie van mijn uitgestoken rechterbeen. Remhandle er precies onder en op die manier draaiden we beiden de dijk af.
Ik hoorde iets knappen wat achteraf mijn kniebanden bleken te zijn geweest. Na een tijdje in de caravan te hebben gezeten zonder me te bewegen wilde ik proberen de tweede training voorzichtig mee te doen. Toen ik op stond klapte mijn been opzij. Wit weggetrokken ben ik weer gaan zitten en heb volgens mij zitten huilen. Dit was niet goed, helemaal niet zelfs. In het naburige ziekenhuis kreeg ik een spalk waarmee ik naar huis moest.
“Ga over een week of twee maar naar het ziekenhuis bij jullie in de buurt” zei de arts geruststellend. In mijn “eigen”ziekenhuis werd me vervolgens verweten dat ik niet eerder was gekomen.
“Binnen 24 uur kunnen we de banden nog repareren, maar nu is al het weefsel verschrompeld en weggetrokken in de gewrichten”, waren de mooie woorden van de arts aldaar. Ik kon wel janken, zo erg vond ik het.
Ik besefte dat het gedaan was met de cross, dat wat op dat moment mijn hele leven beheerste. Ook wijlen Dr. Derweduwen heeft het niet kunnen herstellen en heeft de binnenband nog kunnen herstellen door er een kunststof exemplaar in de monteren. Anderhalf seizoen heb ik daarna nog gereden maar had te veel last. M’n knie zat het meest van de tijd vol met vocht en ben op een gegeven moment van ellende maar gestopt.
We vielen allemaal in een zwart gat op dat moment en wisten niet goed wat we met de weekenden aan moesten. Jarenlang was het cross, cross en nog eens cross. Ik heb het in het hele begin niet echt gemist, maar dat was alleen omdat ik de pijn niet meer had. In de jaren daarna is het altijd een groot gemis geweest, frustrerend bijna.
Ik wilde helemaal nog niet stoppen en het hoefde ook niet. Als het aan mijn vader had gelegen reden we nu nog ieder weekend de crossen af. Vanmiddag was ik m’n zoontje, op een naburig gelegen veldje, aan het leren schakelen en wegrijden vanuit stilstand. Terwijl ik naar hem stond te kijken moest ik aan mijn eigen “crosscarriere” denken en waarom ik ooit gestopt ben.
Alles lukte ineens en met een blij bekkie kijkt hij me aan. “Ik ben zo trots op mezelf pap!”. “Dat mag je ook zijn jongen, je doet het goed, heel goed zelfs”, en ik denk, “als je er net zoveel jaren zoveel plezier in mag hebben als ik heb gehad, is het wel een kapotte knie waard”